T5B5

Thema 5 - Waarneming en gedrag
B5: Gedrag
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 - Waarneming en gedrag
B5: Gedrag

Slide 1 - Diapositive

Gedrag
Gedrag = alles wat een mens of dier doet. 
  • gedrag bestaat uit handelingen (dingen die je doet).

Gedragsketen = als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling. 

Slide 2 - Diapositive

Reageren 
Gedrag is het gevolg van een bepaalde prikkel

Prikkels gaan via zintuigen & zenuwen naar je hersenen, hersenen sturen een reactie naar spieren/klieren.
  • Reactie op prikkel= respons.

Slide 3 - Diapositive

Reageren
Het rode licht is een prikkel voor de ogen.
-> In de ogen ontstaan impulsen.
-> De impulsen gaan door de zenuwen naar de hersenen.
-> De jongen neemt het rode licht waar.

Slide 4 - Diapositive

Reageren
De jongen besluit te stoppen voor het rode licht. Hij moet in de handrem knijpen.

Dat gaat zo:
-> In de hersenen ontstaan impulsen.
-> De impulsen gaan door zenuwen naar de spieren in de arm.
-> De spieren trekken zich samen, de jongen knijpt in de handrem.
-> Hij stopt voor het rode licht.

Slide 5 - Diapositive

Motivatie
Motivatie = is de bereidheid om bepaald gedrag te verrichten

Slide 6 - Diapositive

Hoe wordt gedrag bepaalt?
Aangeboren (erfelijk) gedrag: gedrag dat door erfelijke factoren wordt bepaald (wat dus niet 'geleerd' hoeft te worden).

Aangeleerd gedrag
: gedrag dat je leert in de loop van het leven (leerproces). 


Slide 7 - Diapositive

Sociaal gedrag
Sociaal gedrag is gedrag van soortgenoten naar elkaar
  • mensen en dieren hebben sociaal gedrag.
  • een prikkel of handeling bij sociaal gedrag heet een signaal.

Slide 8 - Diapositive

Gedrag van mensen
Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen horen bij waarden.

Slide 9 - Diapositive

Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt = observatie.
"De hond beweegt zijn staart op en neer"

Wat jij DENKT dat dit gedrag betekent = interpretatie
"de hond is blij"

Slide 10 - Diapositive

Opdrachten
Maken 5.5 opdracht 1 t/m 8 (blz. 112).

Slide 11 - Diapositive