a Elsa kookt vanavond pasta.
b De fietsenmakers repareren morgen mijn fiets.
c Dit prachtige cadeau kochten wij voor mijn vader.
d Mijn vaders dragen mijn pasgeboren broertje.
e Met een knal botsten de auto’s tegen de boom.
f Deze mooie bloem bloeit langs de kant van de weg.
Opdracht 15
1-2 a vijf; b het onderwerp; c de bergbeklimmer; d vier; e de persoonsvorm; f de docent.
2 vriend
3 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Mijn vriend jogt elke dag.