Werkwoordspelling klas 2 W.14L.1

Wat weet jij nog over werkwoordspelling?
1. Hij..................... mij een tik (geven, TT)
2. Zij.................... altijd vrolijk wakker (worden, TT)
3. Wij.................... naar school (lopen, VT)
1 / 17
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Wat weet jij nog over werkwoordspelling?
1. Hij..................... mij een tik (geven, TT)
2. Zij.................... altijd vrolijk wakker (worden, TT)
3. Wij.................... naar school (lopen, VT)

Slide 1 - Question ouverte

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd ('t Sexy Fokschaap)
Voltooide tijd (verhuizen)

Slide 2 - Diapositive

We hebben de werkwoordspelling ......
We hebben deze les dus al hard....
Nu weet ik precies hoe dit werkwoord .... moet worden!
herhaalt
herhaald
gewerkt
gewerkd
gespelt
gespeld
gespeldt

Slide 3 - Question de remorquage

Het gaat nu over werkwoordspelling. Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 4 - Question de remorquage

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.

Slide 5 - Quiz

werkwoordspelling
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurde

Slide 6 - Quiz

werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 7 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 8 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 9 - Quiz

werkwoordspelling (tt)
Hij (besteden) veel tijd aan werkwoordspelling.
A
B
besteedt

Slide 10 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 11 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.

Slide 12 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Zij heeft het huis geverft
B
Zij heeft het huis geverfd

Slide 13 - Quiz

Werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 14 - Quiz

werkwoordspelling

A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 15 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Waspik verhuist.

Slide 16 - Quiz

Ik weet hoe ik werkwoorden correct spel in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage