Vrijdag 24 Jan Spelling werkwoordspelling

START



- weet je nog hoe je de ik-vorm van werkwoorden schrijft?

taalverzorging spelling


1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

START



- weet je nog hoe je de ik-vorm van werkwoorden schrijft?

taalverzorging spelling


Slide 1 - Diapositive

Aantekening
Spelling - ik-vorm en stam
Ik-vorm = ik loop
Stam = hele ww - en (lop)


Overgeschreven?
Schrijf de stam op van:
Lopen, schrijven, lezen, huppelen, bladeren.

Slide 2 - Diapositive

Spelling
Persoonsvorm
Ik > ik-vorm
Jij, u/hij/zij/het > ik-vorm + t
- Behalve als de ik-vorm eindigt op een t
- Behalve als je/jij achter de pv staat > ik-vorm
Meervoud > hele ww

Slide 3 - Diapositive

spelling van de persoonsvorm
  • Is het onderwerp ik: dan de ik-vorm
  • lopen  -  ik loop

  • Is het onderwerp iemand of iets anders: ik-vorm + t
  • lopen -  jij / hij / zij / u / mijn vriend / onze hond  loopt

Slide 4 - Diapositive

 Spelling 
Hele werkwoord: roepen, brengen
Stam ( -en) : roep, breng
Ik vorm : ik roep, ik breng

Let op! ( Soms moet je een klinker verdubbelen of een medeklinker weghalen)
Hele werkwoord: lopen, trekken
Stam ( -en): lop, trekk
Ik vorm : ik loop, ik trek

Slide 5 - Diapositive

Aantekening
Spelling - Persoonvorm tt
Ik = ik-vorm
Jij u hij zij het = ik-vorm + t
    Let op! -t geen extra t
   Je of jij achter pv, geen t
Wij jullie zij = hele ww

Slide 6 - Diapositive

Spelling

Noteer van de volgende werkwoorden 
de ik-vorm en de jij-vorm.

Doe het zo :
lopen : ik loop
                 jij loopt

Slide 7 - Diapositive

Even herhalen
Kies de goede spelling van het ww :

Lana  boft / bofft met haar vriendin, want zij helpt haar altijd.

Het goede antwoord =
boft
 want je schrijft ik-vorm + t en niet stam + t.

Slide 8 - Diapositive

Spelling werkwoorden -> even herhalen
Tegenwoordige tijd :

Regel 1: bij ik schrijf je de ik-vorm
                                  
Regel 2: bij jij/u/hij/zij/het, schrijf je de ik-vorm +t
     
Regel 3: Als de ik-vorm eindigt op een t, dan schrijf je geen extra t
Regel 4: Als je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm.
Regel 5: Bij het meervoud schrijf je het hele werkwoord.

Slide 9 - Diapositive

regels spelling persoonsvorm t.t
- bij ik schrijf je de ik-vorm
- bij jij/u/zij/het schrijf je de ik-vorm +t
- als jij/je achter de persoonsvorm staat, komt er geen extra t. 
- bij wij/julli/zij schrijf je het hele werkwoord. 

voorbeeld: 

Slide 10 - Diapositive

Spelling
Tegenwoordige tijd
onderwerp                                        regel
  1. ik of jij achter pv                      ik-vorm
  2. iets/iemand anders               ik-vorm + t
  3. Meerdere personen               heel werkwoord 

Slide 11 - Diapositive

Paragraaf spelling

Is de zin goed of fout? Let op hoofdletters en werkwoorden!

Berend beloofd haar een cadeautje.



A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Paragraaf spelling

Is de zin goed of fout? Let op hoofdletters en werkwoorden!

Hjarmar is verhuist.



A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in onderstaande zin?
Nadat Jasmijn gisteren haar knie (schaven) door een val, heeft Bente hem (verbinden).
A
schaafde, verbonden
B
schafde, verbonden
C
schaafdde, verbonden
D
schaafde, verbind

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in onderstaande zin?
Volgens mij heb jij je haar (veranderen) of (verbeelden) ik me dat nu maar?
A
verandert, verbeelt
B
veranderd, verbeelt
C
veranderd, verbeeld
D
verandert, verbeeld

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de werkwoorden in onderstaande zin?
Omdat Daniël snel zenuwachtig (worden) voor een toets, (vermijden) hij te veel stress.
A
word, vermijd
B
wordt, vermijdt
C
wordt, vermijd
D
word, vermijdt

Slide 16 - Quiz

We hebben de werkwoordspelling ......
We hebben deze les dus al hard....
Nu weet ik precies hoe dit werkwoord .... moet worden!
herhaalt
herhaald
gewerkt
gewerkd
gespelt
gespeld
gespeldt

Slide 17 - Question de remorquage

We hebben de werkwoordspelling ......
We hebben deze les dus al hard....
Nu weet ik precies hoe dit werkwoord .... moet worden!
herhaalt
herhaald
gewerkt
gewerkd
gespelt
gespeld
gespeldt

Slide 18 - Question de remorquage

Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
stam + -te
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
lustte, fietste
meervoud
stam + -den
stam + -ten
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden
lustten, fietsten

Slide 19 - Diapositive

Sterke werkwoorden in de vt
Sterke werkwoorden veranderen van klank.


Slide 20 - Diapositive

Sterke werkwoorden
hele ww
tt
vt
Wat verandert?
liggen
ik lig
ik lag
i wordt a
lopen
ik loop
ik liep
oo wordt ie
kijken
ik kijk
ik keek
ij wordt ee
worden
ik word
ik werd
o wordt e
blazen
ik blaas
ik blies
aa wordt ie
glimmen
ik glim
ik glom
i wordt o
dragen
ik draag
ik droeg
aa wordt oe
zijn
ik ben
ik was
ben wordt was

Slide 21 - Diapositive

Sterke werkwoorden
  • Zitten
  • Kijken
  • Vallen
  • Welke sterke werkwoorden kennen jullie nog meer?

Slide 22 - Diapositive

Het gaat nu over werkwoordspelling. Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 23 - Question de remorquage

Huiswerk voor ma 27 jan
Spelling blok 4 
Maken 16 t/m 18
Persoonsvorm in de verleden tijd.



Slide 24 - Diapositive