Listening 2: Present Perfect

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

The Present Perfect

Which sentence is the present perfect?

1. I bought a dog
2. I have bought a dog
3. I buy a dog
4. I am buying a dog

Which sentence is the present perfect?

1. He lives here for ten years
2. He lived here for ten years
3. He has lived here for ten years
4. He is living here for ten years

Hoe ziet de Present Perfect er uit?

• Have + voltooid deelwoord
• I, you, we, they
• Has + voltooid deelwoord
• he, she, it
• Regelmatig: hele werkwoord + ed
• Onregelmatig: 3e vorm

Which is correct?

1. He has won the lottery.
2. He have won the lottery.
3. He has win the lottery.
4. He have win the lottery.

Which is correct?

1. They have walked here.
2. They have walk here.
3. They has walk here.
4. They has walked here.

Vragen en ontkenningen

• Vragen: Zet have of has vooraan de zin:
• Have you bought that dog yet?
• Ontkenningen: zet not achter have of has
• He has not won the lottery.

• Je gebruikt dus altijd hetzelfde hulpwerkwoord en voltooid deelwoord!

Which is correct?

1. Has bought he a dog?
2. Has he a dog bought?
3. Has he bought a dog?
4. He has bought a dog?

Which is correct?

1. Won we the lottery?
2. Have won we the lottery?
3. Have the lottery we won?
4. Have we won the lottery?

Wanneer Present Perfect?

De Present Perfect gebruik je in de volgende situaties:

1. Als iets in het verleden begonnen is en nu nogsteeds doorgaat: I have lived here for ten years.
2. Als iets net is afgelopen (en je merkt nu het resultaat): I have just lost my keys!
3. Als iets in het verleden is gebeurd maar er staat niet wanneer: My parents have bought a dog.
4. Om te praten over ervaringen tot nu toe: I have never been to France.

Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, latel, recently

Ezelsbrug = FYNE JAS

ezelsbrug = fyne jas

welk signaalwoord zit niet in fyne jas = lately {maar hoort er wel bij}

F staat voor = for

Y staat voor = yet

N staat voor = never

E staat voor = ever

J staat voor = just

A staat voor = already

S staat voor = since

Exercise 1

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes naar de present perfect

Postman Pat (just - to deliver) the letters.

(you - to finish) your homework yet?

I (not - to be) in Paris before.

Dylan (just - to steal) my pen!

My parents (to buy) a dog.

(Jenske - ever - to go) to France?

Joris (not - to do) his homework yet.

Thomas (to be) in this class for two years.

Mr. Chantrel (never / to listen) to me.

My parents (to watch) this show over 20 times.

She ___ (finish) her homework already.

They ___ (visit) three countries this year.

I ___ (not see) that movie yet.

The kids ___ (just come) back from the park.

It ___ (rain) a lot this month.

We ___ (know) each other since high school.

He ___ (lose) his keys again.

I ___ (never eat) anything so delicious.

Exercise 2

Vertaal de zinnen naar het Engels. Maak gebruik van de present perfect

Voor hoe lang woon jij hier al?

Is jouw zus ooit naar Parijs geweest?

Zij hebben vijf jaar hier gewerkt.

Mijn moeder heeft hier sinds 2003 niet meer gewerkt.

Ze hebben het project succesvol afgemaakt. (to complete)

De kat heeft een muis gevangen.

Hij heeft zijn been gebroken.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten.

We hebben een nieuwe auto gekocht.