Les klas 3: voca ch3 + grammaire H lijdend vw

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Programme
Voca chapitre 3
Lijdend voorwerp
Taak of huiswerk
Blooket

Slide 4 - Diapositive

blaguer
avant
propre
descendre
entendre
le quartier
découvrir
ressembler à
schoon
grappen
maken
uitstappen
voor (tijd)
de wijk
ontdekken
lijken op
horen

Slide 5 - Question de remorquage

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Het persoonlijk voornaamwoord als vervanging van een lijdend voorwerp

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld in het Nederlands

Ik geef een cadeau.

Ik geef het.


Ken jij die voetballer?

Ik ken hem.

Lijdend voorwerp vinden:
wie of wat + ww + onderwerp

Slide 7 - Diapositive

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

       mannelijk - le          

Tu connais le chanteur?      Ken je de zanger?

                                             

 Oui, je le connais.                    Ja, ik ken hem.


                                              

Slide 8 - Diapositive

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

          vrouwelijk - la    

     

Tu regardes la photo?            Kijk je naar de foto?                       

 Oui, je la regarde.                    Ja, ik kijk ernaar.
                                                 

                                                 

Slide 9 - Diapositive

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

           voor een klinker of h - l'          

Tu as déjà son autographe?   Heb je zijn handtekening al?

 Oui, je l'ai déjà.                             Ja, ik heb hem al.                      

         

        meervoud - les     

Tu achètes les magazines?     Koop jij de tijdschriften?

 Oui, je les achète.                         Ja, ik koop ze.

Slide 10 - Diapositive

Lijdend voorwerp
Donc:

Als je een lijdendvoorwerp vervangt, kies je uit:
le / la / l' / les

Slide 11 - Diapositive

Lijdend voorwerp

Slide 12 - Diapositive

Lijdend voorwerp

Slide 13 - Diapositive

Je mange une glace.
A
Je le mange.
B
Je la mange.
C
Je l'mange.
D
Je les mange.

Slide 14 - Quiz

Je connais les filles.
A
Je le connais.
B
Je la connais.
C
Je l'connais
D
Je les connais.

Slide 15 - Quiz

J'ai rencontré le footballeur.
A
Je le ai rencontré.
B
Je la ai rencontré.
C
Je l'ai rencontré.
D
Je les ai rencontré.

Slide 16 - Quiz

De plaats in de zin

le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm

-Tu achètes les magazines?   Koop je de tijdschriften?

-Non, je ne les achète pas.       Nee, ik koop ze niet.


Tu as eu son autographe?

Oui, je l'ai eu.


Slide 17 - Diapositive

De plaats in de zin

BEHALVE:   als er een heel werkwoord in de zin staat!! 

Le, la, l', les komen voor dat heel werkwoord.


Tu vas rencontrer l'actrice?    Ga je de actrice ontmoeten?

Oui, je vais la rencontrer.         Ja, ik ga haar ontmoeten.


Slide 18 - Diapositive

Je veux trouver mon agenda.
A
Je le veux trouver.
B
Je veux le trouver.
C
Le je veux trouver.
D
Je veux trouver le.

Slide 19 - Quiz

Il a raconté l'histoire.
A
Il la a raconté.
B
Il a la raconté.
C
Il l'a raconté.
D
Il a raconté la.

Slide 20 - Quiz

Nous avons acheté le croissant à la boulangerie.

Slide 21 - Question ouverte

Elles ont regardé la vidéo de Enzo Knol.

Slide 22 - Question ouverte

Vous allez prendre le bus à Amsterdam?

Slide 23 - Question ouverte

Tu vas voir les Minions au cinéma.

Slide 24 - Question ouverte

Tu connais la chanteuse Angèle? Oui, je

Slide 25 - Question ouverte

lijdend voorwerp
Ils aiment les concerts de Stromae?
Oui,  ils les aiment.
Tu aimes ce métier?
Oui, je l'aime.
Tu vas prendre la photo dans le car?
Oui, je vais la prendre dans le car.
Tu as trouvé la voiture du patron?
Oui, je l'ai trouvé.
Tu lis le journal sur ton portable?
Oui, Je le lis sur ton portable

Slide 26 - Diapositive





blaguer
avant
propre
descendre
entendre
le quartier
découvrir
ressembler à

Slide 27 - Diapositive

Draaiend rad

Slide 28 - Diapositive

Tâche 1: Le monde francophone
We gaan een rondje langs de Franstalige landen doen. 
Jullie gaan een reis voorbereiden (hiervoor krijg je een cijfer!)

Taak 1 (individueel/tweetallen):
Kies een Franstalig land uit (Frankrijk mag niet!)
Vertel eerst algemene informatie over het land: land, talen, hoeveel inwoners, bekende toeristische attracties etc. Eenvoudig, puntsgewijs in het Frans. 
Vervolgens gaan jullie een excursie voorbereiden in dat land:
Kies dus de bekende toeristische trekpleisters en maak een driedaags excursie.
(programma, prijs, wat te doen, aanbevelingen etc).
Maak het mooi met foto's. Dit kan in Padlet, Canva of Powerpoint. Creativiteit wordt beloond!

Slide 29 - Diapositive

Les trésors de la Martinique
Plage de Pointe Marin
nager avec les dauphins
restaurant Le Mabouya
faire du shopping à Fort De France
très chaud
l'hôtel Le Panoramic
en avion
manger le poisson
malade
rester au lit
rentrer à la maison
formidable, fantastique, génial, horrible etc.
Raconte moi une histoire!
en bateau
boire du rhum
boire de l'eau de coco
à la fête

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Tâche 2: Donne ton avis
We gaan een rondje langs de Franstalige landen doen. 
Jullie gaan een reis voorbereiden (hiervoor krijg je een cijfer!)

Taak 2 (individueel/tweetallen):
Kies een hotel, airbnb, villa, camping etc uit waar je wilt verblijven.
Beschrijf de plek, het verblijf en de service.
Geef daarna 4 positieve punten en 3 negatieve over het verblijf.
Kijk hiervoor bij bron G op pagina 118 & 119
Dit hoort bij opdracht 28a. 
De zinnen kunnen je helpen en ook 'Service & équipements' bij opdracht 27
Maak het mooi met foto's. Dit kan in Padlet, Canva of Powerpoint. Creativiteit wordt beloond!

Slide 32 - Diapositive

les devoirs
- Un voyage inoubliable: 
1. tâche 1: préparez le voyage
2. tâche 2: donne ton avis

Chapitre 3 afmaken:
- E(regarder) pagina 112: opdracht 19, 20ab & 21
- F(lire) pagina 114: opdracht 22, 23abcd, 25abc
- H (grammaire) pagina 120: opdracht 29abcde, 30abce, 31ab & 32a


Slide 33 - Diapositive

Au revoir!

Slide 34 - Diapositive

Tafel 1: Pizzaspel: Leerling A verzint wat hij/zij op de pizza wil & geeft het door aan de pizzabakker (leerling B). Zeg bijvoorbeeld: Sur ma pizza, je voudrais deux champignons et quatre fromages. Begrijpt de pizzabakker jou goed?

Tafel 2: De werkwoorden op -er (zie uitleg op het bord). Leerling A geeft aan leerling B een kaart met een persoonlijk vnw & een kaart met een werkwoord en jij vervoegt het goed. Vervolgens draaien jullie de rollen om. Wie haalt de meeste punten?

Tafel 3: Jeu de la famille/kwartet (zie uitleg op de tafel)

Tafel 4: La mémoire (zie uitleg op de tafel) + kaarten met ontkenning zoek eerst de juiste ontkenning bij elkaar. Verdeel de kaarten onderling en check of de ander de zin op de goede manier ontkennend kan maken of juist de ontkenning correct weg kan halen

Tafel 5: Galgje / spel met avoir  (chapitre 1 pagina 55)

Tafel 6: Avoir vervoegen met het spel / spel met getallen (chapitre 1 pagina 55)

Slide 35 - Diapositive