Rekenen les 3: Grafieken en verbanden

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Rekenen

Rekenen : Grafieken en verbanden

Verbanden

Doel van de les 

1. Leren lezen van tabellen en grafieken

Korte herhaling verbanden, 

grafieken en tabellen.

Wat weet je nog van de vorige les?

Nu moet je zelf aan de slag

Staafgrafieken lezen : Wat staat er precies?

Geef antwoord op de vragen/opdrachten.

Op welke dag (datum) viel de minste regen?

Hoeveel regen viel er op 2 december?

Hoeveel mm regen viel er op 2, 7 en 9 december samen?

Bekijk de grafiek om de volgende vragen te beantwoorden.

Welke dag was de warmste dag van de week?

Wanneer was de maximumtemperatuur het laagst?

Op welke dagen was de minimumtemperatuur het hoogst?

1. dinsdag en zaterdag
2. woensdag en zaterdag
3. dinsdag en donderdag
4. zaterdag en zondag

Kosten voor het wassen 

van je kleren

 

Hoeveel kost

het waspoeder bij een wasprogramma

 van 60°C?

Schrijf dit getal op een briefje!

Kosten voor het wassen 

van je kleren

 

Wat is het verschil in de 

kosten voor elektriciteit 

bij een wasprogramma 

van 40°C en 90°C?

Schrijf dit getal op een briefje!

Kosten voor het wassen 

van je kleren

Welk programma gebruikt het meeste water?

Schrijf dit antwoord op een briefje!

Kosten voor het wassen 

van je kleren

 

Wat kost een wasbeurt 

met een temperatuur van

 60°C in totaal?

Schrijf deze uitkomst op een briefje!

Kosten voor het wassen 

van je kleren

 

Wat is het verschil in de kosten 

van het onderhoud 

van alle drie de programma's?

Schrijf dit getal op een briefje!

Vul de antwoorden van de laatste 5 vragen onder elkaar in.

Nu moet je zelf aan de slag

Cirkeldiagram lezen : Wat staat er precies?

Geef antwoord op de vragen/opdrachten.

Hoeveel procent van de jongens speelt per week
4 - 5 uur games?

1. 18 %
2. 11 %
3. 46 %
4. 26 %

Hoeveel procent van de jongens speelt per week
9 uur of langer games?

1. 18 %
2. 11 %
3. 46 %
4. 28 %

Hoeveel procent van de jongens speelt per week
0 - 5 uur games?

1. 62 %
2. 72 %
3. 46 %
4. 26 %

Nu moet je zelf aan de slag

Lijngrafieken lezen : Wat staat er precies?

Geef antwoord op de vragen/opdrachten.

Hoeveel procent van de mensen had in 2004 diabetes?

1. 3,1 %
2. 2,5 %
3. 4,1 %
4. 4,8 %

Hoeveel procent van de mensen had in 2010 diabetes?

1. 3,1 %
2. 2,5 %
3. 4,1 %
4. 4,8 %

Wanneer bleef het percentage constant ?
(meerdere antwoorden mogelijk)

1. 2005 - 2006
2. 2008 - 2009
3. 2010 - 2011
4. 2012 - 2013

Wanneer daalde
het aantal personen
met diabetes ?

1. 2012 - 2013
2. 2008 - 2009
3. 2001 - 2002
4. 2005 - 2006

In welke jaren
steeg het aantal
studenten ?

1. alleen in 2013
2. van 2013 tot 2014
3. van 2012 tot 2013
4. van 2011 tot 2013

In welk jaar was het
aantal studenten het hoogst?

1. 2012
2. 2013
3. 2011
4. 2014

In welk jaar was het
aantal studenten
onder de 100 ?

1. 2011
2. 2013
3. 2012
4. 2014

In welke periode
groeit het katje
het snelst?

1. tussen 0 en 2 weken
2. tussen 2 en 4 weken
3. tussen 8 en 10 weken
4. tussen 4 en 6 weken

In welke periode
is het katje het
minste gegroeid?

1. tussen 0 en 2 weken
2. tussen 2 en 4 weken
3. tussen 8 en 10 weken
4. tussen 4 en 6 weken

In welke periode heeft
het katje zijn
gewicht minimaal verdubbeld?
(Meer antwoorden goed)

1. tussen 0 en 4 weken
2. tussen 2 en 4 weken
3. tussen 4 en 10 weken
4. tussen 4 en 8 weken

In welke maanden zorgen
4 kruiden voor
allergie-overlast?

1. in juli en augustus
2. in juni en juli
3. in juni, juli en augustus
4. in geen enkele maand

In welke maanden zorgen
2 kruiden voor
allergie-overlast?

1. in september en november
2. in mei en oktober
3. in geen enkele maand
4. in oktober en november

In welke maanden
is geen
allergie-overlast?

1. in januari, februari en maart
2. in januari, februari, maart en april
3. in januari, februari, maart, april en mei
4. in januari, februari, maart, april en december

Noem 3 verschillende grafieken of diagrammen waar we het in deze les over gehad hebben.

Noem op wat je nog allemaal wist
( bijv. van de vorige les)

Noem minimaal 3 dingen die je geleerd hebt 

in deze les.

Wat heb ik geleerd?