Lesdoel: Ik kan een zin in zinsdelen verdelen en de verschillende zinsdelen benoemen
Taaldoel: Ik kan uitleggen wat zinsdelen zijn.
Programma:
Nabespreken blz. 217: 2, 3 en 6
Instructie § 9 (meewerkend voorwerp)
begeleide inoefening
Verwerken: 1, 3 en 6 (blz. 218/219)
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Cursus 5 Lijdend voorwerp en Meewerkend voorwerp
Lesdoel: Ik kan een zin in zinsdelen verdelen en de verschillende zinsdelen benoemen
Taaldoel: Ik kan uitleggen wat zinsdelen zijn.
Programma:
Nabespreken blz. 217: 2, 3 en 6
Instructie § 9 (meewerkend voorwerp)
begeleide inoefening
Verwerken: 1, 3 en 6 (blz. 218/219)
Slide 1 - Diapositive
blz. 217 opdracht 2
1 a
Het nichtje van Dean / heeft / een tatoeage / laten zetten.
pv = heeft
ow = Het nichtje van Dean
wg = heeft laten zetten
lv = een tatoeage
Slide 2 - Diapositive
blz. 217 opdracht 2
b Soraya / maakt / in het openbaar / graag / grappen.
pv = maakt
ow = Soraya
wg = maakt
lv = grappen
Slide 3 - Diapositive
blz. 217 opdracht 2
Onlangs / heeft / mijn zus / de schrijver van haar lievelingsboek / gesproken.
pv = heeft
ow = mijn zus
wg = heeft gesproken
lv = de schrijver van haar lievelingsboek
Slide 4 - Diapositive
blz. 217 opdracht 2
Wekelijks / prijst / snackbar Smikkel / een andere snack / aan.
pv = prijst
ow = snackbar Smikkel
wg = prijst aan
lv = een andere snack
Slide 5 - Diapositive
blz. 217 opdracht 2
Zojuist / heeft / de minister / geheel onverwacht / haar aftreden / bekendgemaakt.
pv = heeft
ow = de minister
wg = heeft bekendgemaakt
lv = haar aftreden
Slide 6 - Diapositive
blz. 217 opdracht 2
In het dichtbegroeide bos / trof / de boswachter / drie verdwaalde kinderen / aan.
pv = trof
ow = de boswachter
wg = trof aan
lv = drie verdwaalde kinderen
Slide 7 - Diapositive
blz. 217 opdracht 3.1
pv = Heb
ow = je
wg = Heb gezien
lv = een walvishaai
Slide 8 - Diapositive
blz. 217 opdracht 3.2
pv = herken
ow = je
wg = herken
lv = Een walvishaai
Slide 9 - Diapositive
blz. 217 opdracht 3.3
pv = worden
ow = Walvishaaien
wg = worden aangetroffen
lv = –
Slide 10 - Diapositive
blz. 217 opdracht 3.4
pv = lusten
ow = Ze
wg = lusten
lv = plankton, krill en kleine visjes
Slide 11 - Diapositive
blz. 217 opdracht 3.5
pv = verorbert
ow = de walvishaai
wg = verorbert
lv = pijlinktvissen
Slide 12 - Diapositive
blz. 217 opdracht 3.6
pv = maakt
ow = hij
wg = maakt
lv = geen dodelijke slachtoffers
Slide 13 - Diapositive
blz. 217 opdracht 6
Vleesetende plant
(1) De vleesetende plant Venusvliegenval (ow) heeft een bijzonder trucje (lv) bedacht. (2) Hij (ow) vangt insecten (lv). (3) Hoe werkt dit (ow)? (4) Een klein insect (ow) ruikt de zoete geur van nectar (lv). (5) Het (ow) vliegt op het smakelijke luchtje af. (6) Tussen stevige blaadjes maakt het beestje (ow) een landing (lv). (7) Deze blaadjes (ow) zijn bekleed met een laagje nectar. (8) De vlieg (ow) raakt de voelhaartjes van de venusvliegenval (lv) aan. (9) En de val (ow) klapt dicht. (10) Het insect (ow) kan dan niet meer ontsnappen. (11) Daarna eet de plant (ow) het vliegje (lv) op.
Slide 14 - Diapositive
Cursus 5 Lijdend voorwerp en Meewerkend voorwerp
Lesdoel: Ik kan een zin in zinsdelen verdelen en de verschillende zinsdelen benoemen
Taaldoel: Ik kan uitleggen wat zinsdelen zijn.
Programma:
Nabespreken blz. 217: 2, 3 en 6
Instructie § 9 (meewerkend voorwerp)
begeleide inoefening
Verwerken: 1, 3 en 6 (blz. 218/219)
Slide 15 - Diapositive
Uitleg § 9
De jury / overhandigt / de winnares / een gouden medaille / voor haar prestatie.
Het publiek / geeft / de winnares / een staande ovatie.
Geeft aan voor wie iets bestemd is.
Te maken met vertellen of geven.
Slide 16 - Diapositive
Uitleg § 9
Kan beginnen met het woord 'aan'', maar niet per se. Bijvoorbeeld:
De ober / heeft / de menukaart/ gegeven / aan de gasten.
De ober / heeft / de gasten / een menukaart / gegeven.
Slide 17 - Diapositive
Uitleg § 9
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
Zoek de persoonsvorm en verdeel de zin: Heeft / Thirza / aan haar zusje / een geheimpje / verteld?
Noteer het onderwerp, werkwoordelijke gezegde en lijdend voorwerp (als dat er is)? ow = wg = lv =
Stel de vraag Aan wie + wg + ow + lv? Aan wie heeft Thirza een geheimpje verteld? aan haar zusje
Controleer of je het woord aan kunt weglaten.
Slide 18 - Diapositive
Maken: 1, 3 en 6 (blz. 220/221)
timer
15:00
Slide 19 - Diapositive
Uitleg § 11
Op zolder / liggen / twee paar schaatsen
Yasmina / viert / over twee weken / haar verjaardag
De barbecue / werd / vanwege het slechte weer / afgelast.