1. opfris werkwoorden t d dt

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

11-11-2022

Uitleg ww-spelling (les 1)

Toets Lezen in TOA / werken in Door NL (les 2)

Toets Kijk- en Luisteren (tussenuur)

Tijdens leerplein woordenschat inhalen 

Spelling * t-d-dt

Nog even opfrissen....

Wat gaan we vandaag doen?

• Opfrissen spelling tegenwoordige tijd
• Opfrissen spelling verleden tijd

• Opfrissen voltooid deelwoord

                                                                        Werken in DoorNederlands

Je kunt de werkwoordsvormen correct schrijven...

in korte en lange zinnen.

De tegenwoordige tijd

nu

De groep studenten (lopen) naar school.

1. loopd
2. loopt
3. loop
4. lopen

Hij (worden) later marinier.

1. word
2. worden
3. wordt
4. wort

Femke (betalen) haar rekeningen gelukkig op tijd.

1. betaalt
2. betaald
3. betaaldt
4. betalen

Trucje

Verander het werkwoord door bijvoorbeeld 'lopen' of 'smurfen' 

Hoor je loop of loopt? Smurf of smurft?

Dan komt er een 't' achter de stam!

Jij (worden) volgens mij wel 2 meter 10!

'worden' vervangen door 'lopen' 

Jij (loopt) volgens mij wel 2 meter 10!

DUS: Jij wordt volgens mij wel 2 meter 10!

werkwoord 'smurfen'

De verleden tijd

toen

Vorige week (zijn) ik bij mijn oma om even gedag te zeggen.

1. zijnde
2. zijn
3. is
4. was

Alle studenten (zwaaien) vriendelijk naar de docent Engels.

1. zwaaite
2. zwaaiten
3. zwaaide
4. zwaaiden

Hij (melden) het ongeluk binnen een minuut via 112.

1. meldde
2. melden
3. melde
4. meldden

Niemand kon het vuurwerk goed zien, omdat het zo (misten).

1. misten
2. miste
3. misde
4. mistte

Voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord begint vaak met:

be-, ge-, ver- of ont-.

Laatste letter klinkt als een t, maar is soms een d.

Maak bij twijfel het woord langer!

Werken - werkte - gewerkt

Scheuren - scheurde - gescheurd

Hij heeft hard (rennen) om de bus te kunnen halen.

1. gerend
2. gerent
3. gerendt

Zij heeft zonder te vragen de laptop uit zijn tas (pakken).

1. gepakt
2. gepakd
3. gepaktd
4. bepakt

Op de A6 was vanmorgen een ernstig ongeluk (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurdt
3. gebeurd
4. beurt

Hij is er erg snel naartoe (fietsen).

1. gefietsd
2. gefietst
3. verfietst
4. gevietst

Zij is helaas met het coronavirus (besmetten), maar gelukkig heeft ze geen klachten.

1. gebesmet
2. besmet
3. versmed
4. besmed

Opdrachten maken

Let op of je de persoonsvorm in de tt of de vd moet noteren.

Kijk als je 'je' na de pv ziet, of het ook 'jouw' kan zijn.

Het werkwoord willen gaat net als kunnen: jij kunt, hij kan... jij wilt, hij wil....

Werk rustig en nauwkeurig! Alles in één keer goed is het doel!

Maken

DoorNederlands --> extra oefenen--> spelling--> werkwoordspelling

Extra oefenen buiten Door Nederlands:

https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/
http://www.nederlandswebsite.nl/hsl1.html

DoorNederlands --> extra oefenen--> spelling--> werkwoordspelling