Taal/spelling 5 juli

André Kuipers is een Nederlandse __________.
1 / 35
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

André Kuipers is een Nederlandse __________.

Slide 1 - Question ouverte

Als je iets verkeerds hebt gedaan, is het normaal om je __________ aan te bieden.

Slide 2 - Question ouverte

__________ is een blauwachtige kleur.

Slide 3 - Question ouverte

Hopelijk krijgen jullie in groep 8 de juiste __________.

Slide 4 - Question ouverte

Voor plastic __________ moet tegenwoordig extra betaald worden.

Slide 5 - Question ouverte

Opa __________ de kamer vroeger met een houtkachel. (verwarmen)

Slide 6 - Question ouverte

De juffen __________ gisteren de opdracht. (vergroten)

Slide 7 - Question ouverte

De kapotte schriften zijn __________. (herstellen)

Slide 8 - Question ouverte

Je __________ alle verf naar de verkeerde kant. (spuiten)

Slide 9 - Question ouverte

__________ jij van de glijbaan? (glijden)

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
'Aafke eet elke ochtend een boterham met pindakaas.'

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
'Aafke eet elke ochtend een boterham met pindakaas.'

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Aafke eet elke ochtend een boterham met pindakaas.'

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
'Aafke eet elke ochtend een boterham met pindakaas.'

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
'Mijn broer heeft voor zijn vriend drie nieuwe stripboeken gekocht.'

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
'Mijn broer heeft voor zijn vriend drie nieuwe stripboeken gekocht.'

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Mijn broer heeft voor zijn vriend drie nieuwe stripboeken gekocht.'

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
'Mijn broer heeft voor zijn vriend drie nieuwe stripboeken gekocht.'

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn broer heeft voor zijn vriend drie nieuwe stripboeken gekocht.'

Slide 19 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
'Ik had mijn moeder een cadeau moeten geven voor haar verjaardag.'

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
'Ik had mijn moeder een cadeau moeten geven voor haar verjaardag.'

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik had mijn moeder een cadeau moeten geven voor haar verjaardag.'

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
'Ik had mijn moeder een cadeau moeten geven voor haar verjaardag.'

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Ik had mijn moeder een cadeau moeten geven voor haar verjaardag.'

Slide 24 - Question ouverte

Persoonlijke
voornaamwoorden

Slide 25 - Carte mentale

Bezittelijk
voornaamwoorden

Slide 26 - Carte mentale

Aanwijzend
voornaamwoorden

Slide 27 - Carte mentale

WE maken de kwasten regelmatig schoon.
'we' is een...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 28 - Quiz

De naam van DEZE kleur is violet.
'deze' is een...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 29 - Quiz

Iedereen zingt zijn eigen tekst in ONS koor.
'ons' is een...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 30 - Quiz

HIJ vraagt zich af of graffiti is toegestaan.
'hij' is een...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 31 - Quiz

Door wie is DAT schilderij gemaakt?
'dat' is een...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 32 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
'U kijkt moeilijk naar mijn tekening.'

Slide 33 - Question ouverte

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
'Die dieren staan op jouw shirt.'

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Hij geeft jouw boek terug.'

Slide 35 - Question ouverte