§14 Betrekkelijk vnw

 § 14 Betrekkelijk voornaamwoord 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

 § 14 Betrekkelijk voornaamwoord 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- theorie betrekkelijk voornaamwoord
- samen oefenen
- zelf aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord is en kun je deze herkennen in de zin. 

Slide 3 - Diapositive

Het bestuur nam de beslissing... de trainer ontslagen moest worden.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 4 - Quiz

De vraag... het team gaat trainen, moet snel beantwoord worden.
A
die
B
wie
C
dat
D
deze

Slide 5 - Quiz

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.

Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

De man die in het ziekenuis lag, is weer beter.
betrekkelijk voornaamwoord: die want die verwijst naar een woord dat eerder in de zin genoemd is
antecedent: de man want de man is het eerder genoemde woord en staat vlak voor het betr. vnw

Slide 6 - Diapositive

B

  • Die (verwijs je naar de-woorden)
  • Dat (verwijs je naar het-woorden)
  • Wie (antecedent is een persoon, bv de jongen, met wie ik afsprak en NIET waarmee ik afsprak)
  • Wat (zie volgende slide)


(welke of hetgeen)

Slide 7 - Diapositive

Let op: Als je die/dat kunt vervangen door deze of dit, is die/dat geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 8 - Diapositive

Betr.vnw WAT
gebruik je wanneer er wordt verwezen naar:
- een overtreffende trap
- een onbepaald vnw (bv alles, iets, niets)
- een hele zin

Slide 9 - Diapositive

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?
'De boom die omgevallen is, rot weg.

Slide 10 - Question ouverte

Antwoord
De boom die omgevallen is, rot weg.

Die = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)
De boom = antecedent (die zegt iets over de boom)

Slide 11 - Diapositive

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?:
De burgemeester gaf een prijs aan het voetbalelftal dat kampioen was geworden.

Slide 12 - Question ouverte

Antwoord
De burgemeester gaf een prijs aan de winnaar van het voetbalelftal dat kampioen was geworden. 

Dat = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar het woord/woorden dat eerder genoemd is)
het voetbalelftal = antecedent (dat zegt iets over het voetbalelftal )

Slide 13 - Diapositive

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent?:
Ik had tijdens LessonUp mijn best gedaan, wat een verstandige beslissing was.

Slide 14 - Question ouverte

Maken §14 opdr 1 t/m 5

Slide 15 - Diapositive