1. Het derde tijdvak draagt de titel ‘tijd van …. en .…’.
Type de juiste begrippen in (zonder woordje 'en').
Slide 2 - Question ouverte
2. Bekijk het pictogram van het tijdvak.
De afbeelding in de achtergrond (achter het witte icoontje) stelt een
A
stukje van een tempel voor
B
stukje van een kathedraal voor
C
stukje van een klooster voor
D
stukje van een kasteel voor
Slide 3 - Quiz
3. Over welke periode gaat dit tijdvak?
A
3000 v. Chr.-500 na Chr.
B
500-1000
C
1500-1600
D
1000-1500
Slide 4 - Quiz
4. Naast de tijdvakken bestaat er ook een traditionele indeling van de geschiedenis.
Over welke traditionele periode gaat dit tijdvak?
A
Late Middeleeuwen
B
Oudheid
C
Vroege Middeleeuwen
D
Prehistorie
Slide 5 - Quiz
5. Hoelang geleden werd Karel de Grote tot keizer gekroond?
A
±1220 jaar geleden
B
±1800 jaar geleden
C
±1000 jaar geleden
D
±1420 jaar geleden
Slide 6 - Quiz
6. Bij welke begrip uit de tijdvaknaam hoort deze afbeelding?
A
monniken
B
ridders
Slide 7 - Quiz
7. Zet de namen op de juiste plek.
Dit systeem noem je het:
Leenheer
Leenstelsel
Leenman/ Vazal
Achterleenman/ Achtervazal
Slide 8 - Question de remorquage
8. Zet de namen op de juiste plek.
leenstelsel (feodale stelsel)
hofstelsel
horigen
domein
economie
politiek
leenheer
trouw / macht
zelfvoorzienend
Slide 9 - Question de remorquage
9. Welk woord hoort NIET in dit rijtje thuis:
Noormannen - geestelijkheid - adel - boeren
A
Noormannen
B
geestelijkheid
C
adel
D
boeren
Slide 10 - Quiz
10. Sleep naar de juiste plaats:
- Frankische Rijk
- Arabische Rijk
- Oost-Romeinse Rijk
Frankische Rijk
Arabische Rijk
Oost-Romeinse Rijk
Slide 11 - Question de remorquage
11. Welke kenmerkend aspect (1x) hoort NIET bij de tijd van monniken en ridders? Sleep deze naar het rode vlak.
NIET
I - Het ontstaan en de verspreiding van de islam.
Ii - De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
III - De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
IV -Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
V - De verspreiding van het christendom in heel Europa.
Slide 12 - Question de remorquage
12. Welke canonvensters (2x) horen bij dit tijdvak? Sleep deze naar het tijdvakicoon.
Karel de Grote
Erasmus
Hebban olla Vogala
De Limes
Maria van Bourgondië
Willibrord
Slide 13 - Question de remorquage
13. Plaats de ontwikkelingen in de juiste chronologische volgorde. Begin bij wat eerst gebeurde.
1-Karel de Grote tot keizer gekroond
2-De eerste stad bekeerd tot de islam
3-Invallen van de Vikingen
4-Grote Volksverhuizingen
A
3, 2, 4, 1
B
4, 2, 3, 1
C
2, 4, 3, 1
D
4, 2, 1, 3
Slide 14 - Quiz
14. Is de uitspraak juist of onjuist?
'Clovis was een missionaris.'
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
15. Welk begrip hoort bij welke betekenis?
Betekenis
Begrip
Groot gebouw met vaak veel land eromheen. Er wonen en werken monniken en nonnen.
Manier van besturen waarbij de koning het dagelijks bestuur overliet aan zijn leenmannen.
Soldaat van de koning.
Drie groepen in de samenleving in de vroege Middeleeuwen
Godsdienst van de mensen die de leer van Mohammed volgen.
Godsdienst van de mensen die de leer van Jezus volgen.