1BK 3.7 Grammatica deel 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

1 Basis 3.7 Grammatica

lijdend voorwerp

Doelen van deze les

Je herhaalt wat je al wist van grammatica zinsdelen

Je oefent met het maken van zinnen en herkennen van zinsdelen

Je leert er een nieuw zinsdeel bij (LV)

Je oefent met het nieuwe zinsdeel

Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

De PV (persoonsvorm) vind je:

Door de zin vragend te maken. Het eerst woord van die vraag (een werkwoord!) is dan de PV

Ik heb zin in de vakantie

Heb ik zin in de vakantie?

De PV (persoonsvorm) vind je:

Door de tijd van een zin te veranderen.

Het woord (werkwoord!) dat verandert is de PV.

Mijn tas is zwaar.

Mijn tas was zwaar.

De PV (persoonsvorm) vind je:

Door het aantal in de zin te veranderen.

Het werkwoord dat verandert is de PV

Het boek is spannend.

De boeken zijn spannend.

De PV is altijd een werkwoord!

Het WG (werkwoordelijk gezegde)

Bestaat uit alle werkwoorden in een zin

De PV is dus altijd onderdeel van het WG

Soms is de PV gelijk aan het WG

Nederlands is altijd mijn lievelingsvak geweest.

Het onderwerp (O)

Het onderwerp (o) is het volgende zinsdeel. 

Het onderwerp en de pv horen bij elkaar: ze staan beide in het enkelvoud of meervoud.

Je vindt het onderwerp door te vragen: wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde? 

Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Ik heb gisteren een grote pizza gegeten

1. Onderstreep de PV

2. zet zinsdeelstrepen

3, Zet WG boven het werkwoordelijk gezegde

4. benoem het onderwerp

Wie/wat + WG = O

Wie heeft gegeten?

Ik = O

Mijn vrienden komen in de vakantie logeren.
Wat is de PV van deze zin?

1. Mijn vrienden
2. komen
3. in de vakantie
4. logeren logeren

Mijn vrienden komen in de vakantie logeren.
Wat is het WG van deze zin?

1. Mijn vrienden
2. komen
3. in de vakantie
4. komen logeren

Mijn vrienden komen in de vakantie logeren.
Wat is het O van deze zin?

1. Mijn vrienden
2. komen
3. in de vakantie
4. komen logeren

Lijdend voorwerp

Na het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp benoem je het lijdend voorwerp (lv).

Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen: wat (of wie) + wg + o?

Het antwoord daarop is het lijdend voorwerp.

Let op: niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!

gebruik altijd dezelfde volgorde

1. vind en onderstreep de PV

2. zet zinsdeelstrepen in de zin

3. benoem het WG (vergeet de PV niet)

4 vind het O

5, benoem het LV (als deze in de zin zit)

Nog even oefenen

Opdracht 8 t/m 11

Maak hoofdstuk 3 van grammatica af.

Werk alleen en zorg voor rust

Niet af? Werk thuis verder.

Doelen van deze les

Je herhaalt wat je al wast van grammatica zinsdelen

Je oefent met het maken van zinnen en herkennen van zinsdelen

Je leert er een nieuw zinsdeel bij (LV)

Je oefent met het nieuwe zinsdeel

Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

top!