Thema 3, week 2 Les 6 woorden met voorvoegsels

lesdoel
Ik kan woorden die beginnen met
ge-
be-
ver-
en te-
correct spellen.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

lesdoel
Ik kan woorden die beginnen met
ge-
be-
ver-
en te-
correct spellen.

Slide 1 - Diapositive

regel
Hoor je /gu/, /bu/, /vur/ of /tu/ aan het begin van een woord?
Dan schrijf je ge-, be-, ver- of te-.

geluk: je hoort gu- maar schrijft ge-
bezoek: je hoort bu- maar schrijft be-
verband: je hoort vur- maar schrijft ver-
tehuis: je hoort tu- maar schrijft te-

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive


Welk woord op onder de vlek.
ge - be- ver- of te-?
Schrijf het woord op.

Slide 6 - Question ouverte


Welk woord op onder de vlek.
ge - be- ver- of te-?
Schrijf het woord op.

Slide 7 - Question ouverte


Schrijf op:

Slide 8 - Question ouverte


Schrijf op:

Slide 9 - Question ouverte


Schrijf op:

Slide 10 - Question ouverte


Schrijf op:

Slide 11 - Question ouverte


Schrijf op:

Slide 12 - Question ouverte

aan het werk
Spelling: Thema 3, week 2,
Les 6

Oefendictee: opgave 2A

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien