B1 woordenschat extra les

Workshop 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Workshop 

Slide 1 - Diapositive

Welk woord past niet in het rijtje
A
de hal
B
de kelder
C
de tuin
D
de zolder

Slide 2 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
het begin
B
de start
C
de oorsprong
D
het einde

Slide 3 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
de kerk
B
de verdieping
C
de lift
D
de flat

Slide 4 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
trouwen
B
de oma
C
de bruiloft
D
het echtpaar

Slide 5 - Quiz

Oma woont op de derde ....... van de flat.

Slide 6 - Question ouverte

Welk woord past niet in het rijtje?
A
het geld
B
elektronisch
C
de computer
D
de stroom

Slide 7 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
de grootte
B
de lezing
C
de lengte
D
de maat

Slide 8 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
praktisch
B
functioneel
C
prachtig
D
handig

Slide 9 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
de hoeveelheid
B
het dorp
C
stedelijk
D
de stad

Slide 10 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
de vloer
B
het plafond
C
de muur
D
het bed

Slide 11 - Quiz

Onder het huis zit een ruime..........

Slide 12 - Question ouverte

Welk woord past niet in het rijtje?
A
het deel
B
helemaal
C
driekwart
D
het onderdeel

Slide 13 - Quiz

Het .... is volgende week veertig jaar getrouwd.

Slide 14 - Question ouverte

spreekwoorden
Spreekwoorden

Slide 15 - Diapositive

Vul het spreekwoord aan.
Door dik en ...

Slide 16 - Question ouverte

Wat betekent
door dik en dun
?
A
zonder bedenkingen
B
als je lelijk of mooi bent
C
heel lang
D
ook als je oud bent

Slide 17 - Quiz

Vul het spreekwoord aan
met vallen en ...

Slide 18 - Question ouverte

Wat betekent
met vallen en opstaan
?
A
door veel te oefenen en te falen
B
door veel pijn te lijden
C
door omhoog en naar beneden te gaan
D
zo leren kleine kinderen lopen.

Slide 19 - Quiz

Vul het spreekwoord aan
Van top tot ...

Slide 20 - Question ouverte

Vul het spreekwoord aan
vroeg of ...

Slide 21 - Question ouverte

Vul het spreekwoord aan
water en ...

Slide 22 - Question ouverte

Versterkingen
Droog = Kurkdroog
Vet = Moddervet

Nu zelf

Slide 23 - Diapositive

Versterk het woord licht.

Slide 24 - Question ouverte

Versterk het woord lief.

Slide 25 - Question ouverte

Versterk het woord levend

Slide 26 - Question ouverte

Hoe vind jij dat je woordenschat geleerd hebt?
oke
matig
nog niet eigenlijk

Slide 27 - Sondage

Formuleren 
Kies het juiste verwijswoord

Slide 28 - Diapositive

Toen mijn moeder de hete ovenschaal oppakte, verbrandde ze _____ vingers.
A
zijn
B
hem
C
haar
D
hun

Slide 29 - Quiz

Dit land stuurt ____ militairen naar brandhaarden overal ter wereld.
A
het
B
hun
C
zijn
D
haar

Slide 30 - Quiz

Ons nieuwe product is zo populair, dat ____ bijna niet meer te verkregen is.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 31 - Quiz

Die bloemen daar zien er prachtig uit, maar ___ hier kun je beter in de compostbak gooien.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 32 - Quiz

Toen de stier de rode lap zag, rende ____ er meteen naartoe.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 33 - Quiz

Werkgevers mogen _____ personeel niet zomaar ontslaan
A
het
B
zijn
C
haar
D
hun

Slide 34 - Quiz

2. Wil jij me helpen om deze kast in elkaar te ...?

Slide 35 - Question ouverte

3. De tafels staan vol met lege glazen. Wil je even ...?

Slide 36 - Question ouverte

4. Wil je het snoep ...? Als je dat niet doet, eet ik alles op

Slide 37 - Question ouverte

5. Er ligt vuil op de vloer. Waar is de bezem? Ik wil even ....

Slide 38 - Question ouverte

6. Ik heb veel te veel tassen. Wil jij een tas voor me ...? Dank je

Slide 39 - Question ouverte

7. Alle spullen liggen door elkaar. Ik ga ze even ....

Slide 40 - Question ouverte