Grammatica Meewerkend -en lijdend voorwerp

Wat ga je leren?
  • Het meewerkend voorwerp leren herkennen.
  • Het lijdend voorwerp leren herkennen.


1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat ga je leren?
  • Het meewerkend voorwerp leren herkennen.
  • Het lijdend voorwerp leren herkennen.


Slide 1 - Diapositive

Lijdend Voorwerp

Slide 2 - Diapositive

 Het meewerkend voorwerp

Slide 3 - Diapositive

Stappenplan zin ontleden
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zin verdelen met streepjes
lijdend voorwerp

Slide 4 - Question de remorquage

onderwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm (gezegde)
lijdend voorwerp
Mijn broer timmert zijn eigen tafel
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun geschreven?
Ik zag jou.

Slide 5 - Question de remorquage

Volgende slide:
Luister naar het filmpje over meewerkend en
lijdende voorwerp                                                      2 minuten
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive

1

Slide 7 - Vidéo

Hoe kun je nog meer het lijdend voorwerp in een zin vinden? (Welke redenering is juist?)

"Ik /heb/ hem /gisteren/ mijn huiswerk/ laten zien"
A
Je vraagt jezelf wie/wat heeft wat laten zien.
B
Je vraagt jezelf wie of wat heb ik laten zien?
C
Je vraagt jezelf voor wie of wat heb ik laten zien?

Slide 8 - Quiz

Moet er in iedere zin een lijdend voorwerp zitten?


A
Ja, in iedere zin zit een lijdend voorwerp .
B
Nee, alleen in zinnen met een meewerkend voorwerp.
C
Nee, niet in iedere zin zit een lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Hoe kun je nog meer een meewerkend voorwerp in een zin vinden? (Welke redenering is juist?)



"Ik /heb/ hem /gisteren/ mijn huiswerk/ laten zien"
A
Je vraagt jezelf wie/wat heeft wat gedaan
B
Je vraagt jezelf aan/voor wie/wat heb ik mijn huiswerk laten zien
C
Je vraagt jezelf wie/wat heb ik mijn huiswerk laten zien

Slide 10 - Quiz

01:39
Hoe herken je een meewerkend voorwerp?
A
een meewerkend voorwerp is de ontvanger
B
Geen meewerkend voorwerp
C
een meewerkend voorwerp is de gever

Slide 11 - Quiz

Wanneer weet je zeker dat er geen meewerkend voorwerp in een zin staat?
A
als geen lijdend voorwerp in een zin staat
B
als er geen aan of voor in een zin staat
C
als lijdend voorwerp in zin een staat.

Slide 12 - Quiz

lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Mijn broer timmert zijn eigen tafel
Ik zag jou.
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun een brief geschreven?

Slide 13 - Question de remorquage

meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Ik zie haar.
Ik help hem.

Slide 14 - Question de remorquage

lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm (gezegde)
Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun een brief geschreven?
Ik zie haar.

Slide 15 - Question de remorquage

Volgende slides:
herkennen van het meewerkend voorwerp

1,5 minuut

Zit je nog steeds op 90% score? heeeel goed

Slide 16 - Diapositive

Volgende 14 slides :
Beantwoord de gesloten vragen: meewerkend voorwerp

Slide 17 - Diapositive

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
er staat geen meewerkend voorwerp in

Slide 18 - Quiz

Meewerkend voorwerp is een?
A
Woordsoort
B
Zinsdeel
C
Persoonsvorm

Slide 19 - Quiz

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 20 - Quiz

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 21 - Quiz

'Hun' is nooit een...
A
meewerkend voorwerp
B
onderwerp

Slide 22 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'aan de leraar'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 23 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

de toets is ..........
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 24 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Aan de leraar is.........
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 25 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
onderwerp

Slide 26 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij geeft al zijn geld aan arme mensen. 
aan arme mensen = ...............
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
Wel een lijdend voorwerp
D
Geen lijdend voorwerp

Slide 27 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 28 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 29 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 30 - Quiz

Hoe sta je ervoor nu, na de les?
A
Ik kan het meewerkend voorwerp altijd vinden.
B
Ik kan meestal het meewerkend voorwerp vinden.
C
Ik kan soms het meewerkend voorwerp vinden.
D
Ik snap er niets van.

Slide 31 - Quiz

Einde
Heb je nog vragen of opmerkingen?

Is je score < 90% kijk wat je fout hebt gedaan en corrigeer!

Slide 32 - Diapositive


het meewerkend voorwerp herkennen?

het lijdend voorwerp herkennen?


Slide 33 - Diapositive

Kun je nu......
Het meewerkend voorwerp herkennen?
Het lijdend voorwerp herkennen?
A
Ik kan het meewerkend-en lijdenvoorwerp altijd vinden.
B
Ik kan meestal het meewerkend-en lijdend voorwerp vinden.
C
Ik kan soms het meewerkend-en lijdend voorwerp vinden.
D
Ik snap er niets van.

Slide 34 - Quiz

meewerkend voorwerp

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Slide 37 - Vidéo

meewerkend voorwerp

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Meewerkend voorwerp

Slide 40 - Diapositive

Stappenplan zin ontleden
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zin verdelen met streepjes
lijdend voorwerp

Slide 41 - Question de remorquage