Grammatica: redekundig (WK 40 LES 1)

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?

- Terugblik (3')

- Lesdoelen doornemen (2')

- Instructie (8')

- Zelf aan de slag  (20')

   --> Basis: opdr. 1 en 3 (p. 128 - 130)

   --> Herhaling/verdieping: zie 

          LessonUp

- Evaluatie (5')

Slide 2 - Diapositive

Terugblik (5')

- Wat zijn de negen koppelwerkwoorden? 

- Welke twee betekenisverbanden hebben we vrijdag besproken?

- Wanneer is er sprake van een naamwoordelijk gezegde?



Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ...kun je de koppelwerkwoorden benoemen.
  • ...kun je het naamwoordelijk gezegde in een   benoemen.

Slide 4 - Diapositive

Koppelwerkwoorden 
- Een koppelwerkwoord geeft aan dat het onderwerp iets is.

- Koppelwerkwoorden komen voor in zinnen met een 
   naamwoordelijk gezegde.

Slide 5 - Diapositive

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 6 - Diapositive

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 7 - Diapositive

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1   Zoek het onderwerp van de zin op.
2  Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3  Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?  Nee = wwg.
4  Doet of is het onderwerp iets? Doet = wwg Is = nwg.


Slide 8 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:

  1. Werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin
  2. Naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een znw of bnw)


Slide 9 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) 
- naamwoordelijk deel (nw. deel) 

Thomas is een fanatiek wielrenner.
ww. deel = is
nw. deel = een fanatiek wielrenner
nwg = is een fanatiek wielrenner
In een nwg staat NOOIT een lijdend voorwerp!

Slide 10 - Diapositive

Met zo'n samenvatting schijnt het leren van de toets heel makkelijk te zijn.

Wat is het naamwoordelijk deel van deze zin?
A
schijnt te zijn
B
schijnt heel makkelijk
C
heel makkelijk
D
er is geen naamwoordelijk deel

Slide 11 - Quiz

Friso was gisteren toch wel erg hard gevallen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Benoem het nwg:

Hij blijkt een goede surfer te zijn.
A
blijkt een goede surfer
B
hij blijkt te zijn
C
blijkt een goede surfer te zijn
D
een goede surfer te zijn

Slide 13 - Quiz

Het leukste onderdeel van Nederlands is grammatica!
A
nwg
B
wwg

Slide 14 - Quiz

Zij blijkt onze aanvoerder te worden.
A
onze aanvoerder = naamwoordelijk deel
B
onze aanvoerder = lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Zelf aan de slag!
- Lees de theorie op blz. 129
- Maak opdracht 1 en 3 (blz. 128 - 130).
- Meer uitleg nodig? Bekijk de instructiefilmpjes in LessonUp.
- Klaar? Kijk je werk na!





timer
20:00
Had je (bijna) alles goed? 
--> Maak één van de plusopdrachten 
--> Verder lezen in je leesboek.
Had je meer dan 3 foutjes in de opdrachten?
-->  Af? Maak de extra oefeningen (blauw)
-->  Af? Maak één van de plusopdrachten

Slide 16 - Diapositive

Evaluatie

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Extra oefeningen
1.  Bekijk de  instructiefilmpjes over het koppelwerkwoord en het nwg.

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:
     - Oefening nwg (1) -> eenvoudig
     - Oefening nwg (2)               
     - Quiz nwg        

3. Af?  Ga verder met de plusopdracht (paars).



Slide 20 - Diapositive