werkwoorden in de verleden tijd- th 4 les 7 en 8 groep 7

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Werkwoorden in de verleden tijd

Wat is de ik-vorm van het
werkwoord " bouwen" ?

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "bonzen"?

Wat is de ik- vorm/stam van het
werkwoord "blozen"?

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "zweven"?

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "blijven"?

Welke zin is foutloos geschreven?

1. Jij beantwoorde deze vraag goed.
2. De groep kwamen net aan op school.
3. ging jij meteen naar huis?
4. Ik hoestte in mijn elleboog.

Welke zin is foutloos in de verleden tijd geschreven?

1. Mijn opa blijfde dicht bij mij.
2. Ik wees naar het lekkere gebakje.
3. Wachten jullie straks bij de poort?
4. Geef jij mij de pindakaas even aan?

Welke zin is foutloos geschreven?

1. Wij verdiepten ons in het onderwerp.
2. De man vroeg aan oma de weg.
3. De dokter ontsmetten de wond.
4. Ik zagde de plank af.

2. Is het een zwak of een sterk werkwoord?

Stappen- persoonsvorm in de verleden tijd.

1. Lees de zin.

Zwak?

* Zoek het onderwerp.  EV of MV?

* Haal de -en van het werkwoord.

* Kijk naar de laatste letter?

* Zit de laatste letter in 'T KOFSCHIP?

   Ja?  te(n)

   Nee? de(n)

* Zet nu de stappen op de kaart.

Sterk? Schrijf de gewone spelling af-

spraken.

Zijn jullie er klaar voor?!

roepen (VT)
Ik................nog dat je op moest passen.

worden (VT)
Na het winnen van de loterij,...............zij miljonair!

zweven (VT)
De ballon............langzaam door de lucht.

zwerven (VT)
Zij .................samen door het land.

graven (VT)
Hij.................een groot gat op het strand.

genezen (VT)
De verleden tijd van genezen is.............

GOED GEOEFEND!!!!