Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
H8 straling
Paragraaf 8.3 straling gebruiken
Slide 1 - Diapositive
Halveringstijd
De tijd die de helft van de kernen nodig heeft om te vervallen.
LET OP:
Na de tweede halveringstijd de helft van de helft.
Na de derde halveringstijd de helft van de helft van de helft. etc
Slide 2 - Diapositive
Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3,0 uur. Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 6,0 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1
Slide 3 - Quiz
2,0 gram thorium vervalt gedurende 72 dagen, waarna er nog maar 0,25 gram thorium over is. Hoe groot is de halveringstijd van thorium?
A
9 dagen
B
12 dagen
C
24 dagen
D
36 dagen
Slide 4 - Quiz
Na hoeveel jaar is 3/4 deel van het oorspronkelijke aantal kernen vervallen?
Slide 5 - Question ouverte
De grafiek geeft de halveringstijd van een isotoop weer. De halveringstijd van de isotoop is
Slide 6 - Question ouverte
3 soorten kernstraling
Alpha
Beta
Gamma
Slide 7 - Diapositive
3 soorten radio-actieve straling
soort bestaat uit dracht nut
alfa heliumkern (2p+2n) paar mm in lucht rookmelder
beta elektron paar cm in lucht dikte meten
gamma EM-straling (soort licht) heel ver bestraling/tracer
Slide 8 - Diapositive
NIET-IONISERENDE STRALEN
Radiogolven
Wifi golven
IR straling
De eigenschap dat straling kan doordringen in een stof.
Slide 9 - Diapositive
IONISERENDE STRALEN
röntgenstraling
Radioactieve straling
Ultraviolet
De eigenschap dat straling kan doordringen in een stof.
Slide 10 - Diapositive
Om organen in het menselijk lichaam te onderzoeken, wordt een tracer gebruikt.
Welk soort straling zendt zo’n tracer uit?
A
alfastraling
B
bètastraling
C
gammastraling
D
röntgenstraling
Slide 11 - Quiz
Een patiënt wordt niet radioactief bij
A
gebruik van een tracer
B
bestraling van buitenaf
C
bestraling van binnenuit
Slide 12 - Quiz
Mensen die in het ziekenhuis op de röntgenafdeling werken, moeten zich beschermen tegen straling.
Welk materiaal houdt röntgenstraling het beste tegen?
A
aluminium
B
beton
C
glas
D
lood
Slide 13 - Quiz
Waarom gebruiken we lood om rontgen of radioactieve straling tegen te houden?
A
Het houdt de alfa straling tegen.
B
Het houdt de beta straling tegen.
C
Het houdt de gamma straling tegen.
Slide 14 - Quiz
Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.
Een goede tracer:
A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
Slide 15 - Quiz
Welke straling is het gevaarlijkst?
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
ultra violette
Slide 16 - Quiz
Welke straling wordt tegengehouden door een stukje papier?
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
ultra violette
Slide 17 - Quiz
Welke straling zorgt ervoor dat je verbrand?
A
alpha
B
beta
C
gamma
D
ultra violette
Slide 18 - Quiz
Bij de douanecontrole worden röntgenstralen gebruikt om in containers te kijken. Röntgenstraling is elektromagnetische straling. Enkele soorten elektromagnetische straling zijn:
A
radiogolven, geluidsgolven en magnetisme.
B
radiogolven, watergolven en infrarood.
C
radiogolven, infrarood en ultraviolet.
D
radiogolven, magnetisme en watergolven
Slide 19 - Quiz
Er worden twee uitspraken gedaan over de energieoverdracht van straling. I Hoe meer energie de straling overbrengt, hoe meer schade de straling kan veroorzaken. II Röntgenstraling en gammastraling bevatten te weinig energie om levend weefsel te beschadigen. Welke uitspraak is waar?
A
alleen uitspraak I is waar
B
alleen uitspraak II is waar
C
zowel uitspraak I als II is waar
D
zowel uitspraak I als II is niet waar
Slide 20 - Quiz
Bij kanker gaan cellen in je lichaam zich ongeremd delen. Kanker is soms te genezen door bestraling met ioniserende straling. Bij de bestraling moet men de straling precies richten op de kankercellen. Wat gebeurt er door de bestraling met de kankercellen?
Slide 21 - Question ouverte
Je kunt de ioniserende straling van radioactieve stoffen meten met een
A
Geiger-Müller telbuis
B
röntgenapparaat.
C
lichtmeter.
D
dB-meter
Slide 22 - Quiz
Wat is het gevaar voor de patiënt als de bestraling niet precies op de kankercellen wordt gericht?
Slide 23 - Question ouverte
Bij een patiënt wordt een orgaan onderzocht. Dit onderzoek gebeurt met een radioactieve stof. De stof wordt ingespoten in de bloedbaan die door het orgaan stroomt. De radioactieve stof doet in dit onderzoek dienst als
A
bron voor inwendige bestraling.
B
tracer.
C
bron voor uitwendige bestraling
D
bloedverdunner.
Slide 24 - Quiz
De radioactiviteit meet je in
A
sievert.
B
kerneenheid.
C
becquerel.
D
opgenomen dosis.
Slide 25 - Quiz
Bij kerncentrales ontstaat radioactief afval. Radioactief afval moet je vaak langdurig opslaan. Hoe lang je een radioactieve afvalstof moet opslaan hangt af van