wk 03: les 4 - 21 Soorten ww en wwg

Vrijdag 20 januari - 1HA1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: 20 Persoonsvorm en onderwerp (blz. 82), bespreken opdr. 6
  • 21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (blz. 86)
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vrijdag 20 januari - 1HA1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: 20 Persoonsvorm en onderwerp (blz. 82), bespreken opdr. 6
  • 21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (blz. 86)
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Vorige les heb je geleerd...
...hoe je de persoonsvorm en het onderwerp in een zin kunt vinden. 

Slide 2 - Diapositive

Deze les ga je leren...
...welke soorten werkwoorden er zijn.
...hoe je het werkwoordelijk gezegde (wwg) kunt vinden.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Het werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Ik eet een pizza.                              wwg = eet (pv)         
  • Ik heb een pizza gegeten.          wwg = heb gegeten (pv + vdw)
  • Ik ga morgen een pizza eten.   wwg = ga eten (pv + inf)
  • Ik besluit morgen                           wwg = besluit te bestelllen ( pv + te + inf)
       pizza te bestellen.

Slide 5 - Diapositive

Soorten werkwoorden (blz. 86)
Zelfstandig werkwoord (zww)
Geeft de belangrijkste handeling aan. Kun je niet weglaten. Zit er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat het zww

Hulpwerkwoord (hww)
'Helpt' het zww. Als je meerdere werkwoorden in een zin hebt, is het hww de persoonsvorm. 
Wij hebben deze moeilijke toets gemaakt
         hww                                                     zww

Slide 6 - Diapositive

Het werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Ik eet een pizza.                              wwg = eet                                                     ZWW
  • Ik heb een pizza gegeten.          wwg = heb gegeten                    HWW, ZWW
  • Ik ga morgen een pizza eten.   wwg = ga eten                               HWW, ZWW
  • Ik besluit morgen                           wwg = besluit te bestelllen    HWW, ZWW
       pizza te bestellen.

Slide 7 - Diapositive

Wij eten vanavond lasagne volgens het recept van HelloFresh.nl.

eten =
A
hww
B
zww
C
iets anders

Slide 8 - Quiz

Onze correspondent staat zoals altijd voor u klaar in Moskou.

staat =
A
hww
B
zww
C
iets anders

Slide 9 - Quiz

Cookies op websites hebben de afgelopen jaren het gebruiksgemak verbeterd.

hebben =
A
hww
B
zww
C
iets anders

Slide 10 - Quiz

Cookies op websites hebben de afgelopen jaren het gebruiksgemak verbeterd.

verbeterd =
A
hww
B
zww
C
iets anders

Slide 11 - Quiz

Door de nederlaag tegen Rusland heeft het Nederlandse curlingteam zich definitief niet geplaatst voor de Olympische Spelen.

heeft =
A
hww
B
zww
C
iets anders

Slide 12 - Quiz

Door de nederlaag tegen Rusland heeft het Nederlandse curlingteam zich definitief niet geplaatst voor de Olympische Spelen.

geplaatst =
A
hww
B
zww
C
iets anders

Slide 13 - Quiz

Aan de slag!
Lees blz. 86, 88
Maak opdr. 1, 2, 4 (opdr. 2 mag je typen)
Klaar? Drillster 20, 21

Slide 14 - Diapositive