Spelling en formuleren les 11: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Spelling en formuleren les 11: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden
Welkom klas 1f

Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je laptop, boek en schrift.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Spelling en formuleren les 11: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden
Welkom klas 1f

Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je laptop, boek en schrift.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam

Slide 1 - Diapositive

In welke tijd staat deze zin: De buurtbewoners pimpten de versierde wagens.

Slide 2 - Question ouverte

Wat ga je doen?
Leerdoel: Ik kan bepalen in welke tijd een zin staat en ik kan de werkwoordsvorm aangeven.
Hoe bereiken we dit doel?
- Oefenen bn voltooid deelwoord
- Werkwoordstijden en werkwoordsvormen
- Oefenen
- Huiswerk: online: 1f werkwoordsvormen en tijden opdr.

Slide 3 - Diapositive

Vul de juiste vormen in van de werkwoorden (met komma's): De ...(slinken) voorraad had een ....(demotiveren) uitwerking op het personeel.

Slide 4 - Question ouverte

De ...(berekenen) prijzen waren gebaseerd op de prijzen van de ... (verwerken) grondstoffen.

Slide 5 - Question ouverte

Zend de (vergroten) foto's naar oma!

Slide 6 - Question ouverte

Uitleg: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden
Werkwoordsvorm: Hoe ziet de vorm eruit?
Werkwoordstijd: In welke tijd staat deze zin?

Je kunt kiezen uit de werkwoordsvormen:
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
  • Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
  • Infinitief (inf) = het hele werkwoord =wij-vorm tegenwoordige tijd. --> Na te (wij stonden te wachten) 
  • Onvoltooid deelwoord: od
  • Voltooid deelwoord: vd

Slide 7 - Diapositive

Stappenplan werkwoordstijden
Stap 1: Is de persoonsvorm een vorm van hebben of zijn?
Ja: schrijf een V van voltooid
Nee: Schrijf een O van onvoltooid
Stap 2: Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd?
Tegenwoordige tijd: Schrijf een T van tegenwoordig.
Verleden tijd: Schrijf een V van verleden.
Stap 3: Schrijf de -t van tijd erachter.

Voorbeeld: Ik ben naar huis gegaan
Stap 1: Ja = V     Stap 2: T van tegenwoordig.    Stap 3: T
Voltooid tegenwoordige tijd , vtt

Slide 8 - Diapositive

Kies de juiste werkwoordsvorm van huilend en liep uit de zin: Huilend liep ze naar huis.

Slide 9 - Question ouverte

Kies de juiste werkwoordstijd: Huilend liep ze naar huis.
A
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
Onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
Voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste werkwoordsvorm van was en geweest uit de zin: Was jij niet naar Spanje geweest deze zomer?

Slide 11 - Question ouverte

Kies de juiste werkwoordstijd van de zin: Was jij niet naar Spanje geweest deze zomer?
A
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
Onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
Voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste werkwoordsvorm van moest en lachen uit de zin: Hij moet hard lachen.

Slide 13 - Question ouverte

Kies de juiste werkwoordstijd uit de zin: Hij moet hard lachen.
A
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
Onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
Voltooid verleden tijd (vtt)

Slide 14 - Quiz

Instructie huiswerk
Maken: blz. 186 +187 of online: opdr. 1 t/m 4.
Leren: Alle theorie op deze volgorden: blz. 152, 126, 156 en 186
Hoe werk je in deze les: Je werkt alleen en in stilte.
Tijd: Tot het einde van de les werk je aan deze opdrachten.
Klaar: Leren voor de toets. Of leren voor een ander vak.

Slide 15 - Diapositive