Les 2 feiten en meningen, moeilijkewoordenwijzer

LEZEN 2.2
feiten, meningen
moeilijkewoordenwijzer

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

LEZEN 2.2
feiten, meningen
moeilijkewoordenwijzer

Slide 1 - Diapositive

DOEL

  • Ik kan een feit en mening herkennen in een tekst.
  • Ik weet hoe ik de moeilijkewoordenwijzer moet gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Volgorde werken
  1. Test jezelf, Talent Online
  2. Opdrachten maken, zie It's Learning
  3. Lesson Ups bekijken en herhalen
  4.  Versterk jezelf. Talent Online

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

verschil mening en feit

feit = informatie, kun je controleren
mening = wat je vindt

Slide 6 - Diapositive

Feit
Mening

Ik vind dat in Nederland veel heuvels voorkomen.

Limburg heeft heuvels, Groningen is helemaal vlak.

Een fluohesje dragen in het verkeer is veilig.
 
Een bezoek aan een museum is altijd boeiend.

Wat een prachtig doelpunt!

Jeroen zegt dat Nederlands een ontzettend saai vak is.

Iedereen is anders.

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Vidéo

Jonge vrouw
oude vrouw
oor
kin
oog
neus

Slide 9 - Diapositive

Wat zag jij? Een oude of jonge vrouw?
A
Oude vrouw
B
Jonge vrouw

Slide 10 - Quiz

Feit/Mening?
Dit is de kleur zwart.

Slide 11 - Diapositive

Feit of mening?:
Ommen is saai.
A
Feit
B
Mening.

Slide 12 - Quiz

Feit of mening?
Heb je broers of zussen?
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Feit of mening?

Sigaretten bevatten nicotine en teer.
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quiz

Feit of mening:
Deze begrijpend lezen les is nu al leuk.
A
feit
B
mening

Slide 15 - Quiz

Feit of mening:
Meneer de Jong gaat naar Amerika verhuizen.
A
feit
B
mening

Slide 16 - Quiz

Feit of mening:
Vandaag is het maandag.
A
feit
B
mening

Slide 17 - Quiz

Tekst
Feit
Mening
Controleerbaar
Wat je vindt
onderzoek
Uit de cijfers komt naar voren...
Dat is een lelijk huis!
Waar/niet waar
Eens/oneens

Slide 18 - Question de remorquage

Moeilijkewoordenwijzer

Slide 19 - Diapositive

Moeilijkewoordenwijzer
De context is de totale omgeving waarin iets zijn betekenis krijgt. Hierbij kan zowel letterlijk "tekst" worden bedoeld als een situatie of betrokken personen.

Slide 20 - Diapositive

Moeilijkewoordenwijzer

1. Is het woord belangrijk?

2. Leid de betekenis af uit de context (= zinnen in de buurt van het woord)
- omschrijving             
- synoniem                      
- voorbeeld

- informatie die een andere aanwijziging geeft

3. Geen aanwijzing in de tekst? Woordenboek of vragen!

Slide 21 - Diapositive

Waar staat de titel van een tekst?
A
onderaan de tekst
B
bovenaan de alinea
C
naast een tussenkopje
D
bovenaan de tekst

Slide 22 - Quiz

Waar staat de bron van een tekst?
A
Onderaan de tekst
B
onderaan het tussenkopje
C
Bovenaan de tekst

Slide 23 - Quiz

Wat is een ander woord voor afbeelding?
A
illusatratie
B
illustratie
C
plaatjuh

Slide 24 - Quiz

Wat kan een deelonderwerp zijn als de tekst over voetbal gaat?
A
ijsjes
B
spelregels
C
glijbanen
D
woordenboeken

Slide 25 - Quiz

Wat kan een deelonderwerp zijn als de tekst over corona gaat?
A
ziekteverschijnselen
B
spelregels
C
ijsjes
D
voetbal

Slide 26 - Quiz

Feit of mening?
Lezen is leuk
A
feit
B
mening

Slide 27 - Quiz

Feit of mening?
Eindhoven telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening

Slide 28 - Quiz

Feit of mening?
Lisa moet 6,8 km fietsen naar HP.
A
feit
B
mening

Slide 29 - Quiz

Feit of mening?
Van Almere naar Best rijden duurt 1 uur en 8 minuten.
A
feit
B
mening

Slide 30 - Quiz

Feit of mening?
Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening

Slide 31 - Quiz

Feit of mening?
Mijn broek is blauw.
A
feit
B
mening

Slide 32 - Quiz