2.4.4 Krachten: Zwaartekracht en opwaartse druk

2.4.4 Krachten: Zwaartekracht en opwaartse druk
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

2.4.4 Krachten: Zwaartekracht en opwaartse druk

Slide 1 - Diapositive

Zwaartekracht  Fz
Kracht waarmee de aarde aan een voorwerp trekt.

Fz = m x g
g is op aarde 9,8 N/kg maar wij rekenen meestal met 10 N/kg

b.v. Een voorwerp heeft een massa van 36 kg.
De zwaartekracht is dan 36 x 10 = 360 N.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Zwaartekracht berekenen:
Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule


g = 10 N/kg
Fg=mg

Slide 4 - Diapositive


H2 Stoffen - 2.3 massa en volume
NOVA - 2 havo / vwo
H2 - STOFFEN
2.4 - DICHTHEID
taak 2 - zinken en drijven

Slide 5 - Diapositive

Er wordt gezegd dat zilver
een lichter materiaal is dan goud.
Wat betekent dit?
A
goud heeft een groter gewicht dan zilver
B
goud heeft een grotere dichtheid dan zilver
C
goud heeft een groter volume dan zilver
D
goud heeft een grotere massa dan zilver

Slide 6 - Quiz

Welke gegevens heb je nodig
om van twee materialen
te kunnen bepalen welke het lichtst is?
A
volume en massa
B
massa en gewicht
C
volume en gewicht
D
massa en zwaarte

Slide 7 - Quiz

De sleepvraag gaat over een blokje dat je in een vloeistof laat zakken. Wat gebeurt er met het blokje?
de dichtheid van het blokje is groter dan de vloeistof 
de dichtheid van het blokje is gelijk aan de vloeistof 
de dichtheid van het blokje is kleiner dan de vloeistof 
zinken 
drijven 
zweven 

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

De dichtheid van water is 1,0 g/cm3.

Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 g/cm3
B
dichtheid steen is 0,95 g/cm3
C
dichtheid beton is 2,3 g/cm3
D
dichtheid goud is 19,3 g/cm3

Slide 10 - Quiz

In de figuren zie je dat ijs drijft in water, zinkt in benzine en zweeft in olijfolie. Leg voor elke situatie duidelijk uit hoe dit komt.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Vidéo

In het zoute water van de
Dode Zee blijf je makkelijker
drijven dan in het zoete water
van een meer of rivier.

Conclusie: zout water heeft ...
A
een hogere dichtheid dan zoet water
B
een lagere dichtheid dan zoet water
C
dezelfde dichtheid als zoet water
D
je kunt hier niets over zeggen

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Leg in je eigen woorden uit hoe je vloeistof-laagjes maakt zoals in het voorbeeld hiernaast.

Welke voorwerpen en vloeistoffen hebben de
kleinste dichtheid ?
Welke de grootste ?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo