Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Herhaling werkwoordspelling
Lesdoelen:
- Herhalen persoonsvorm;
- Tegenwoordige tijd
- Verleden tijd
- Voltooid deelwoord
Slide 1 - Diapositive
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 2 - Question ouverte
Waarom schrijf je bij 'hij wordt' het woord 'wordt' met -dt?
Slide 3 - Question ouverte
Leg uit waarom 'hij verandert' en 'hij is veranderd' correct is.
Slide 4 - Question ouverte
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik = stam - ik loop - ik word
Jij = stam + t - jij loopt - jij wordt
Hij/zij/het = stam + t - hij/zij loopt - hij/zij wordt
Jullie/wij/zij (mv) = hele ww - jullie lopen - jullie worden
Slide 5 - Diapositive
(Worden) je broer morgen 32?
A
wordt
B
Wordt
C
word
D
Word
Slide 6 - Quiz
Wat is het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord?
Slide 7 - Question ouverte
Persoonsvorm verleden tijd zwak
Hele werkwoord: Horen
Stam: Hoor
'R' in 't ex Kofschip? Nee -> stam + de(n)
Hoor + de(n) = hoorde(n)
Slide 8 - Diapositive
Persoonsvorm verleden tijd zwak met een 'v' of 'z' in de stam
Hele werkwoord: verhuizen/beloven
Ruwe stam: verhuiz/belov
Ik-stam: verhuis/beloof
De 'z' en de 'v' zitten niet in 't ex Kofschip -> + de(n). Dat plak je achter de ik-stam.
Dus: Hij verhuisde/beloofde
Slide 9 - Diapositive
Wij (sluizen) gister dat geld tactisch naar een andere rekening.
A
sluiste
B
sluisten
C
sluisde
D
sluisden
Slide 10 - Quiz
Wat is een voltooid deelwoord?
Slide 11 - Question ouverte
Voltooid deelwoord
- Iets is al gebeurd!
- De persoonsvorm is een hulpwerkwoord van tijd (worden, zijn, hebben)
Voorbeelden:
- Hij heeftgewerkt.
- Hij isveranderd.
- Hij wordtopgehaald.
Slide 12 - Diapositive
Opdrachten Google Classroom
Maak het werkblad dat in Google Classroom staat. Je schrijft de antwoorden in je schrift. Als je klaar bent, ga je lezen. Aan het einde van de les bespreken we deze opdrachten klassikaal na.