Voorbereiding toets H10

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today
  • What are you supposed to study for the test?
  • When is the test?
  • Short grammar recap: what have we learned?
  • Get ready for the test on maken.wikiwijs.nl/135055


Slide 2 - Diapositive

Wat moet je leren voor de toets?
Woordjes: 10.1, 10.2, 10.3 (p. 119-120)
Grammatica: present simple, past simple, present continuous:
- Zie Grammar op wikiwijs!
* De onregelmatige woordenlijst krijg je er op de toets bij.
Schrijfopdrachten: notities maken, formulieren invullen, korte stukjes over jezelf schrijven:
- Zie opdrachten uit het boek + 10.1, 10.2, 10.3 op wikiwijs!

Slide 3 - Diapositive

Wanneer is de toets?
  • Bs2-1a: Maandag 14 januari 
  • Bs2-1b: Maandag 14 januari
  • Toe2-1b: Maandag 14 januari
  • Bs2-1c: Woensdag 16 januari

Slide 4 - Diapositive

Present simple

Wanneer gebruik je hem?

Hoe ziet hij eruit?

Slide 5 - Diapositive

Present simple
Wanneer gebruik je hem: gewoontes/feiten tegenwoordige tijd
Hoe ziet het eruit: Hele werkwoord - to en He/She/It +s
(to walk) I walk, you walk, she walks, we walk, they walk
LET OP bij woorden die eindigen op een o of een s klank
does, misses, mixes 
En bij woorden die eindigen op -y
he plays, he cries

Slide 6 - Diapositive

Past simple

Wanneer gebruik je hem?

Hoe ziet het eruit?

Slide 7 - Diapositive

Past simple
Wanneer gebruik je hem: verleden tijd en afgerond
Hoe ziet het eruit: regelmatig = hele werkwoord - to +ed
I walked, he called, we played, they cried
LET OP: sommige woorden zijn onregelmatig:
p. 166, tweede rijtje
I
saw, you wore, they went

Slide 8 - Diapositive

Get your phone or laptop!
Next sentences choose between: 
present simple (t.t) and past simple (v.t.)

Slide 9 - Diapositive

She usually ____ (to work) during the holidays.
A
work
B
works
C
worked
D
werk

Slide 10 - Quiz

Last weekend I _____ (to go) to my cousins in Germany.
A
go
B
goes
C
goed
D
went

Slide 11 - Quiz

I _____ (to buy) a beautiful ring for my girlfriend for christmas.
A
buy
B
buys
C
buyed
D
bought

Slide 12 - Quiz

Present perfect

Wanneer gebruik je hem?

Hoe ziet hij eruit?

Slide 13 - Diapositive

Present perfect
Wanneer gebruik je hem: 
begonnen in het verleden en speelt nog in het heden

I have lived here since 2008
OF
begonnen in het verleden en heeft nog effect op het heden
Let's go out for dinner, I have burned the pizza.

Slide 14 - Diapositive

Present perfect
Hoe ziet het eruit:
regelmatig. have/has + hele werkwoord - to + ed

I have called the doctor, he will be here soon!
onregelm. have/has + p.166 
I have seen
you have worn
they have gone

Slide 15 - Diapositive

Get your phone or laptop!
Next sentences choose between: 
past simple (v.t.) and present perfect (volt.t)

Slide 16 - Diapositive

I can't message you over whatsapp because my sister ____ (to break) my phone.
A
broke
B
has broken
C
breaked
D
has breaked

Slide 17 - Quiz

I thought Tim would be here around 2. But he _____ (to not arrive) yet!
A
arrived
B
hasn't arrived
C
haven't arrived
D
has arrives

Slide 18 - Quiz

My grandma _____ (to live) in Spain untill she passed away.
A
lives
B
has lived
C
have lived
D
lived

Slide 19 - Quiz

No more questions?
Get your laptop and go to: maken.wikiwijs.nl/135055
Oefen wat jij nog nodig hebt: grammatica, woordjes of schrijfopdrachten.
Heb je nog wel vragen? t.smit01@alfa-college.nl

Slide 20 - Diapositive