Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Bs 1: Fenotype en Genotype
Boek p. 104 - 106
Slide 1 - Diapositive
Fenotype en Genotype
Fenotype: uiterlijke kenmerken, makkelijk aan te passen, wordt bepaald door je DNA en invloeden uit je omgeving (milieu)
Genotype: eigenschappen die vastliggen in je genen, zijn niet aan te passen en erf je van je ouders
Fenotype wordt bepaald door het genotype EN door invloeden van het milieu (invloeden van het milieu zijn bijvoorbeeld haren verven, sporten, zon, plastische chirurgie etc)
Slide 2 - Diapositive
genotype
fenotype
Slide 3 - Diapositive
genotype en fenotype
Slide 4 - Diapositive
Genotype
Eigenschappen die vastliggen in je genen (in je DNA).
Dit genotype is erfelijk en ligt vast.
Bijvoorbeeld: oogkleur, haarkleur, huidskleur
Slide 5 - Diapositive
Fenotype en Genotype
Fenotype: uiterlijke kenmerken, makkelijk aan te passen, wordt bepaald door je DNA en invloeden uit je omgeving (milieu)
Genotype: eigenschappen die vastliggen in je genen, zijn niet aan te passen en erf je van je ouders
Fenotype wordt bepaald door het genotype EN door invloeden van het milieu (invloeden van het milieu zijn bijvoorbeeld haren verven, sporten, zon, plastische chirurgie etc)
Slide 6 - Diapositive
genotype of fenotype?
genotype of fenotype?
Slide 7 - Diapositive
Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel
fenotype niet
B
genotype niet
fenotype wel
C
genotype niet
fenotype niet
D
genotype wel
fenotype wel
Slide 8 - Quiz
Een tatoeage is een voorbeeld van...
A
genotype
B
fenotype
C
genotype en fenotype
Slide 9 - Quiz
Ontstaat het fenotype alleen door het genotype?
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quiz
Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 11 - Quiz
Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.
Slide 12 - Quiz
Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype
Slide 13 - Quiz
De kever wordt niet 'als kever' geboren. Wat zie je in de afbeelding?
Larve
van de kever
De kever
A
hetzelfde fenotype
B
hetzelfde genotype
C
Fenotype en genotype zijn veranderd
D
Fenotype en genotype zijn gelijk gebleven
Slide 14 - Quiz
Hiernaast zie je twee foto's van Michael Jackson. Is er iets veranderd aan het genotype? En aan het fenotype?
A
Alleen aan het genotype
B
Alleen aan het fenotype
C
Aan zowel het genotype als het fenotype
D
Geen van beide is veranderd
Slide 15 - Quiz
Steven heeft veel getraind. Zijn spieren zijn hierdoor dik geworden.
Wat is er bij Steven veranderd?
A
alleen fenotype
B
alleen genotype
C
fenotype en genotype
D
geen van alle.
Slide 16 - Quiz
Het genotype kan veranderen, het fenotype niet.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
BS 3: Genenparen Homozygoot en heterozygoot
De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.
De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. Rood haar is het recessieve gen.
Slide 18 - Diapositive
Homozygoot en heterozygoot. Je kunt alleen steil haar hebben als je twee dezelfde genen hebt die recessief zijn. Deze personen zijn homozygoot voor de eigenschap haarvorm. Dit geven we aan met aa. (zie onder de plaatjes)
Slide 19 - Diapositive
Een dominant gen komt altijd tot uiting Het gen voor krullend haar is hier dominant
Het gen voor steil haar is recessief . Dit recessieve gen komt alleen tot uiting als er geen dominant gen aanwezig is.
Het gen voor krullend haar is dominant en is dus sterker dan het gen voor steil haar.
Slide 20 - Diapositive
p.109 Homozygoot en heterozygoot
Slide 21 - Diapositive
Nu gaan jullie zelf aan de slag. Stel vragen als je iets onduidelijk vindt; ik help je graag!
Lees van hfst Erfelijkheid Bs 1, 2 en 3 aandachtig door en maak uit je werkboek onderstaande opgaven:
Bs 1: opdr. 2, 3, 4, 10 en kijk ze ook na!
Bs 2: opdr 12 t/m 16 en nakijken!
Bs 3: opdr 18 t/m 22 en 25 tm 29 en nakijken!
Je kunt ook oefenen op biologiepagina.nl (en dan naar vmbo 3)