Gustar - 12-12-2022

Clase de español
El 13 de diciembre de 2022
El verbo GUSTAR
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Clase de español
El 13 de diciembre de 2022
El verbo GUSTAR

Slide 1 - Diapositive

¿Qué tal?

Slide 2 - Question ouverte

¿Qué recuerdas
de la clase pasada?

Slide 3 - Carte mentale

La meta de hoy
Ik kan in het Spaans zeggen dat ik iets leuk of niet leuk vind

Slide 4 - Diapositive

¿Es positivo o negativo?
¿Qué significa?

Slide 5 - Carte mentale

Gustar betekent = leuk vinden of houden van.
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Dingen in enkelvoud
  • Dingen die je doet (werkwoorden)
Wat je leuk vindt is:
  • Dingen in meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros.
Ik vind de honden leuk.

Me gusta hablar español.
Ik vind Spaans spreken leuk.




Je gebruikt twee vormen van GUSTAR:

Slide 6 - Diapositive


Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt. 


Ik-vorm (yo) =    me gusta la clase de español         +           me gustan las clases de español
                                 me gusta hablar en la clase de español

Jij-vorm (tú) =    te gusta la clase de español           +            te gustan las clases de español
                                  te gusta hablar en la clase de español

El verbo gustar

Slide 7 - Diapositive

               Het werkwoord gustar bestaat dus uit 2 delen. 





El verbo gustar
1
2
ME (ik)
TE (jij)
GUSTA
GUSTAN
+
Geeft aan wie iets leuk vindt.
Geeft aan wat je leuk vindt.
enkelvoud, werkwoorden
meervoud

Slide 8 - Diapositive

Je gebruikt ook altijd een lidwoord (el/la/los/las), in het Nederlands doe je dat niet altijd.
Voorbeeld: Me gustan las pizzas > Ik hou van pizza's. 

Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...
Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar
Me gusta la pizza. 
Me gustan las pizzas.
¿Te gustan las pizzas?
VOORBEELD:
Ik hou van pizza.
Ik hou van pizza's.
Hou jij van pizza's?

Slide 9 - Diapositive

Vamos a hacer ejercicio 9
Página 36 (libro de texto) 

Slide 10 - Diapositive

el café
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 11 - Quiz

viajar en avión
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 12 - Quiz

las reuniones de trabajo
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 13 - Quiz

usar el teléfono (móvil)
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 14 - Quiz

las fiestas de cumpleaños
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 15 - Quiz

la comida asiática
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 16 - Quiz

tu jefe / jefa
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 17 - Quiz

pasar tiempo con los compañeros después del trabajo
A
Me gusta
B
No me gusta
C
Me gustan
D
No me gustan

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

La respuesta correcta es...
A
1A / 2B / 3A / 4B
B
1A / 2A / 3B / 4A
C
1B / 2A / 3B / 4B
D
1B / 2B / 3A / 4B

Slide 20 - Quiz

asistir a reuniones = vergaderingen bijwonen
las ferias = de beurzen/de kermissen
el trabajo en equipo = het werk in een team

Slide 21 - Diapositive

Lever hier je werk in (foto / texto)

Slide 22 - Question ouverte

¿Te gusta la clase de español online?
No me gusta nada :( :(
No me gusta mucho :(
Me gusta bastante :)
Me gusta mucho :) :)

Slide 23 - Sondage