Herhaling 5.1 & 5.2

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Vandaag

- Huiswerk
- Klassikaal rekenopgave
- Oefenen
- Huiswerk volgende les

Huiswerk vandaag

Wat: Paragraaf 5.4
Hoe: in tweetallen nakijken
Hoe lang: 10 minuten
Met wie: je buurman/buurvrouw
Klaar? Begin aan de opgaven op blz. 150 & 151

Opgave 7 (blz 134)

Opgave 10 (blz 135)

Kevin en benjamin richten samen een VOF op. benoem 1 voordeel van een VOF ten opzichte van een eenmanszaak

Peter heeft een tomatenkwekerij. In welke productiesector valt het bedrijf van peter?

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?

1. Ziekenhuis
2. Brandweer
3. Chirurg
4. Taxichauffeur

Een pluimveehouder behoort tot de ....... sector

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Daf Trucks behoort tot de...... sector

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Willem is net vader geworden. Hij wil graag minder uren gaan werken om voor zijn kind te zorgen. Volgens welke wet mag Willem minder uren gaan werken?

1. Arbowet
2. Arbeidstijdenwet
3. Wet algemene gelijke behandeling

ING NV is een naamloze vennootschap. Wie zijn de eigenaren van ING NV?

1. De aandeelhouders
2. De directeur van ING NV
3. Adviseurs van ING NV

Aandeelhouders van een BV & NV hebben recht op de winst. De winst die aan aandeelhouders word uitgekeerd noem je ........

1. Rente
2. Dividend

In een ...... staan arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen in een bepaalde bedrijfstak

1. CAO
2. Arbeidsovereenkomst

Kees wordt aangenomen bij een onderhoudsbedrijf. Hij krijgt een contract voor een half jaar. In de arbeidsovereenkomst staat dat Kees een proeftijd heeft van vier weken. Mag Kees zijn baas een proeftijd opnemen in het contract?

1. Ja dit mag
2. Nee dit mag niet

Werken via een uitzendbureau valt onder een flexibele baan.

1. Juist
2. Onjuist

Als een BV of Nv failliet gaat zijn de aandeelhouders hun geld kwijt.

1. Onjuist
2. Juist

Het minimumjeugdloon geld tot

1. 16 jaar
2. 18 jaar
3. 21 jaar
4. 23 jaar

Huiswerk volgende les

Wat: oefenopgaven paragraaf 5.1 & 5.2 (blz. 150 & 151)
Hoe: in je schrift
met wie: met je buurman of buurvrouw
Hoe lang: tot het einde van de les