Elke vorm van rijm kun je aanduiden met een letter van het alfabet. Als je dezelfde rijmklank met dezelfde letter aanduidt krijg je een rijmschema. elke vorm van rijm heeft een eigen rijmschema. In de volgende dia wordt dit uitgelegd.
Slide 3 - Diapositive
Gedicht 4.9
Eindrijm:
De bekendste vorm van rijm (Sinterklaasrijm), rijm aan het eind van een versregel.
rijmschema: a-a-b-b etc..
VB: denken - schenken / lopen - hopen
Eindrijm = gepaard rijm.
Slide 4 - Diapositive
Gedicht 4.9
gekruist rijm:
De eerste en de derde regel en de tweede en de vierde regel rijmen op elkaar.
rijmschema: A-B-A-B.
Slide 5 - Diapositive
Gedicht 4.9
Omarmend rijm:
de 1e en de 4e regel rijmen op elkaar en de 2e en de 3e regel rijmen op elkaar. Regel 1 en 4 omarmen dus eigenlijk regel 2 en 3.
Rijmschema: A-B-B-A
Slide 6 - Diapositive
Gedicht 4.9
Gebroken rijm:
Regel 2 rijmt op regel 4, regel 1 en 3 rijmen NIET.
Rijmschema: A-B-C-B
Slide 7 - Diapositive
Gedicht 4.9
Alliteratie (beginrijm) / klankrijm:
In een gedicht kan het ook zo zijn dat een klank wordt herhaald. Dit noem je klankrijm of met een duur woord alliteratie.
Van hot naar haar / met man en macht / klip en klaar
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Gedicht 4.9
Bekijk tekst 2 in je boek op bladzijde 169.
maak de opdracht 3.
Slide 10 - Diapositive
Gedicht 4.9
Maak na het lezen de opdrachten 4 en 5.
Slide 11 - Diapositive
Gedicht 4.9
Kies uit opdracht 6 één van de opdrachten en werk deze uit.
Slide 12 - Diapositive
Gedicht 4.9
Dit was het einde van les 4.
Ga door naar de vijfde les van het hoofdstuk gedichten.