Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 135 min
Éléments de cette leçon
4.4 Zenuwstelsel
Vandaag antwoord op de volgende vragen:
Wat doet je zenuwstelsel?
Hoe gaan impulsen door je lichaam?
Hoe zitten je hersenen in elkaar?
Wat verandert in je hersenen als je leert?
Hoe werkt je geheugen?
Welke stoffen beïnvloeden je hersenen?
Slide 1 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Wat doet je zenuwstelsel?
Zenuwstelsel > zenuwen, ruggenmerg en hersenen
Hersenen en ruggenmerg samen > centraal zenuwstelsel
Zenuwen > bundels uitlopers van zenuwcellen
Zintuigen zetten prikkels om in impulsen
Impulsen gaan via zenuwen naar centraal zenuwstelsel
Impulsen komen aan in het ruggenmerg
Via ruggenmerg gaan impulsen naar hersenen > waarnemen prikkels
Impulsen vanuit hersenen via ruggenmerg terug naar spieren of klieren > reageren op prikkels
Slide 2 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Hoe gaan impulsen door je lichaam?
Zenuw > bundel (soms wel duizenden) uitlopers van zenuwcellen
Zenuwcellen > cellen waar impulsen langsgaan - Cellichaam met korte en lange uitlopers - De lange uitlopers zitten door heel het lichaam, kunnen heel erg lang zijn
Drie soorten zenuwcellen > gevoels-, bewegings- en schakelzenuwcellen
Drie soorten zenuwen > gevoels-, bewegings- en gemengde zenuwen
Slide 3 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Drie soorten zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen > geleiden impulsen van zintuigen naar centrale zenuwstelsel - lange uitloper is verbonden met zintuig, korte uitlopers met andere zenuwcellen - cellichaam ligt buiten het ruggenmerg
Schakelzenuwcellen > liggen volledig in centraal zenuwstelsel - hebben alleen korte uitlopers > verbonden met andere uitlopers - geleiden impulsen van ene zenuwcel naar andere zenuwcel
Bewegingszenuwcellen > geleiden impulsen van centraal zenuwstelsel naar spieren of klieren - lange uitloper is verbonden met een spier of klier - korte uitlopers zijn verbonden met andere zenuwcellen - cellichaam ligt in het ruggenmerg
Slide 4 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Drie soorten zenuwen
Gevoelszenuwen - alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen (bijv. oogzenuw)
Bewegingszenuwen - alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen (bijv. zenuw naar tongspieren)
Gevoelszenuwen - bevat uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen - alle zenuwen vanuit je ruggenmerg zijn gemengde zenuwen - (bijv. zenuwen in armen en benen)
Slide 5 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Hoe zitten je hersenen in elkaar?
Grote hersenen > verwerken impulsen uit je zintuigen - zijn geplooid > hersenschors > miljarden schakelcellen - pas als impulsen in grote hersenen zijn verwerkt weet je wat je waarneemt > bewustwording - beslissen hoe je reageert op prikkel > bewuste beweging - nadenken, onthouden en emoties voelen > bewust
Kleine hersenen > coördineren bewegingen, zoals iets vastpakken - zorgen voor coördinatie van het lichaam
Hersenstam > verbinding tussen grote hersenen en ruggenmerg - regelt hartslag, ademhaling en lichaamstemperatuur > onbewust - regelt ook reflexen in je hoofd en hals, bij. pupilreflex > onbewuste bewegingen
Slide 6 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Wat verandert in je hersenen als je leert?
Als je leert > het aantal verbindingen tussen zenuwcellen in je hersenen groter
Door oefenen worden verbindingen sterker > bijv. spierbewegingen - denk aan leren schrijven en leren fietsen > automatisch omdat je heel veel geoefend hebt - verbindingen die je niet gebruikt verdwijnen weer
Slide 7 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Hoe werkt je geheugen?
Geheugen > deel van de grote hersenen waarmee je informatie onthoudt - twee soorten geheugen > kortetermijngeheugen & langetermijngeheugen
Kortetermijngeheugen > informatie kort onthouden
Langetermijngeheugen > informatie lang onthouden - zenuwcellen worden verbonden tot een patroon > geheugenspoor - geheugenspoor versterken door herhalen van informatie > bijv. leren voor toets
Slide 8 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Welke stoffen beïnvloeden je hersenen?
Alcohol - Je voelt je vrijer en gemakkelijker - Minder controle over bewegingen > slechte coördinatie - Geheugen en concentratie worden minder > leerproblemen
Drugs (marihuana/wiet) - Verminderde concentratie - Geheugen wordt slechter
Medicijnen (sommige, niet alle medicijnen) - Suf gevoel of traag worden > bij dit soort medicijnen geen voertuigen besturen
Slide 9 - Diapositive
4.4 Zenuwstelsel
Wat? Maken 4.4
Hoe? Learningportal
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 9 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)