havo 3 ch 2 I etre avoir

            Bonjour!

  •  Le portable est dans le sac à portables?
  •  Sur la table: les livres, le cahier, le stylo, l'ordinateur?     



Oui? --> On y va!
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

            Bonjour!

  •  Le portable est dans le sac à portables?
  •  Sur la table: les livres, le cahier, le stylo, l'ordinateur?     



Oui? --> On y va!

Slide 1 - Diapositive

Présence
tout le monde est présent?

Slide 2 - Diapositive

steeds goed voca leren
week 2
I grammaire, hh avoir + être
week 2
lezen H, hh I grammaire
week 3
hh meewerkend voorwerp + venir (met SO
week 3
parler/écrire, herhaling of extra uitleg
week 4
oefentoets
week 4
toetsweek: proefwerk hoofdstuk 2

Slide 3 - Diapositive

le programme

  1. on parle français 
  2. I: grammaire du passé composé (I)
  3. être & avoir
  4. les devoirs
  5. la fin

Slide 4 - Diapositive

page 60

Slide 5 - Diapositive

grammaire I: passé composé
ik heb een cadeau gezocht
Franse woordvolgorde:
Ik heb - gezocht - een cadeau (ond-werkwoorden-lijdend vw)
ik heb = j'ai
gezocht = cherché (chercher, ... -r eraf, .... e wordt é )
j'ai cherché un cadeau.

Slide 6 - Diapositive

nog een keer
ik heb Frans gepraat
Franse woordvolgorde onderwerp-werkwoorden-lijd.vw
ik heb gepraat Frans
j'ai parlé français

Slide 7 - Diapositive

andere werkwoorden
voltooid deelwoord (gepraat, gekocht, verkocht, gegeten etc)
werkwoorden op -er: r weg, -> é      (parler wordt parlé)
werkwoorden op -ir: r weg, -> i         (partir wordt parti)
werkwoorden op -re: re weg, ->u     (vendre wordt vendu)

Wat moet je gebruiken als hulpwerkwoord? avoir of être.

Slide 8 - Diapositive

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 9 - Question de remorquage

être
=
 zijn




Sleep de juiste vorm van être naar het onderwerp
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
es
sont
est
êtes
sommes
suis

Slide 10 - Question de remorquage

avoir
être
nous sommes
tu es
j' ai
nous avons
Pim et Sandra ont
Sandra et michelle sont

Slide 11 - Question de remorquage

ETRE
AVOIR
Tomber
Chanter
Rester

Arriver
Regarder
Marcher

Slide 12 - Question de remorquage

Avoir
Être
parler
arriver
téléphoner
louer
manger
aller
être
monter
avoir
entrer

Slide 13 - Question de remorquage

venir
PS... venir is onregelmatig

ik ben op school gekomen=
ik ben gekomen op school=
je suis venu à l'école

Slide 14 - Diapositive

les devoirs
Faire: I : 30bcde, 31abc

Apprendre: vocabulaire et phrases ABF

Slide 15 - Diapositive

au revoir! 

Slide 16 - Diapositive