L1 H4 WS TZ mv 2KM

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• leesboek
• lesboek
• pen
• schrift

Wat gaan we doen?

• Lesdoelen
• Mededelingen
• Lezen
• Theorie
• Zelfstandig werken
• Samenwerken
• Huiswerk
• Evaluatie les

Lesdoelen

• Ik kan het lijdend voorwerp van een zin vinden.
• Ik kan het meewerkend voorwerp van een zin vinden.

Mededelingen

Wat moet ik weten?

Lezen in stilte

Nakijken

Maak: opdracht 1 t/m 3 vanaf blz. 81

Maak: opdracht 6 van blz. 105 als je dat nog niet gedaan had. 

Lijdend voorwerp?

lv =

Lijdend voorwerp

lv =
wat (soms: wie) + gezegde + onderwerp

Meewerkend voorwerp

In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.

Bijvoorbeeld: Bram wil aan zijn vriendin een kettinkje geven.

Meewerkend voorwerp

Zoek het mv.
Vraag:

aan wie + gez. + ow + lv?

- Controleer of je aan kunt weglaten of toevoegen. Daarvoor mag je de woordvolgorde veranderen.

De politieagente gaf de fietser zonder licht een bekeuring. 

1. pv
2. ow
3. Gez. 
4. lv
5. De vraag die je moet stellen om het meewerkend voorwerp te vinden.
6. Het meewerkend voorwerp: mv

De politieagente gaf de fietser zonder licht een bekeuring. 

pv = gaf

ow = De politieagente

gez. = gaf

lv = een bekeuring

Aan wie gaf de politieagente een bekeuring?
mv = de fietser zonder licht

Zelfstandig werken

Maak: 

Opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 106

Heb je een vraag?

Steek je vinger op!

Ben je klaar?

- Werk verder aan numo taak: zinsontleding 1 en 2 en voltooid deelwoord

- Opdracht 3 t/m 6 op blz. 81

Rustig samenwerken

Maak:

Opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 106

Heb je een vraag?

Steek je vinger op!

Ben je klaar?

- Werk verder aan numo taak: zinsontleding 1 en 2 en voltooid deelwoord
-  Opdracht 3 t/m 6 op blz. 81

Huiswerk

Datum:
maandag 11 april

Maken:

Opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 106

10 minuten werken aan je taken op Numo

Lezen in je leesboek

Lesdoelen

• Ik kan het meewerkend voorwerp van een zin vinden.

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!