1 vwo: chapitre 5

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Chapitre 5

Le programme:

Passé Composé | Bijv. nw. | Vocabulaire | Phrases-clés 

Passé composé

Tegenwoordige tijd:

Ik eet een croissant

Voltooid tegenwoordige tijd:

Ik heb een croissant gegeten

Passé composé bestaat uit 2 delen:

1. Een vorm van avoir (= hebben)

2. Het voltooid deelwoord

Par exemple:

Jij hebt gedanst

Tu as dansé

Deel 1: het werkwoord avoir

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

Deel 2: Het voltooid deelwoord

Par exemple...  (van regelmatige werkwoorden):

jouer -> joué  

danser -> dansé

aimer -> aimé 

regarder -> regardé

Hoe maak ik een voltooid deelwoord?

Bij regelmatige werkwoorden op -ER:
(parler, danser, jouer, adorer, aimer, chanter...)

1. Haal de letters ER eraf

2. Plak er É achter 

Par exemple

J'ai joué au foot

Tu as aimé les vacances?

Il a chanté une chanson

Nous avons regardé un film

Vous avez parlé?

Ils ont écouté la radio

zij heeft gedeeld

men heeft verteld

jullie hebben gevierd

zij hebben gespeeld

jij hebt gevraagd

Bijvoeglijk naamwoord

Voorbeelden:

Il a un chat gris

Ma mère a cinq chats gris

L'éléphant est gros

les éléphants sont gros

Mon chat est rouge

Ma chambre est rouge aussi

Le mur jaune

Les maisons jaunes

de sportieve nicht

de vervelende grapjes

de groene ogen

de verlegen zus

de grijze dingen

het volgende weekend

Vocabulaire & Phrases-clés 

hier, l'équipe a perdu

parfois il est rigolo

ma chère amie

nous portons un jean blanc

het is 9 juli

het was leuk

jij houdt van tennis

hij draagt een blauwe bril

hoe is jouw opa

C'est la fin🏁