P2 W1 - Le passé composé

Tout..

.. sur le passé composé

avec avoir 
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Tout..

.. sur le passé composé

avec avoir 

Slide 1 - Diapositive

Tout..

.. sur le passé composé

avec avoir 

Slide 2 - Diapositive

Pendant ce cours on va ...
Vérifier
Répéter
Exercer
Choisir

Slide 3 - Diapositive


Qu'est-ce qu'on sait déjà?

Slide 4 - Diapositive

Hoe vorm je de passé composé?

Slide 5 - Carte mentale

Note un exemple en néerlandais:

Slide 6 - Question ouverte

Note un exemple en français:

Slide 7 - Question ouverte

Le passé composé - algemeen
Passé composé = voltooide tijd
Hulpwerkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Diapositive

Hulpwerkwoord
Avoir
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Être
je suis
tu es
il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont

OF

Slide 9 - Diapositive

Hulpwerkwoord

Met être vervoeg je alle wederkerende werkwoorden (met "se") en de werkwoorden op de volgende slide

Slide 10 - Diapositive

gaan
naar beneden gaan/omlaag gaan
omhoog gaan
aankomen
binnen komen
blijven
uitgaan/weggaan
vertrekken
vallen
entrer
entré
terug/thuis komen
Tekst
arriver
monter
aller
rester
sortir
partir
descendre
tomber

rentrer
(venir)

De woorden met vertaling in ? moet je kunnen vervoegen.
Venir dus niet!

il est allé
il est monté
il est arrivé
il est entré
il est sorti
il est parti
il est descendu
il est tombé
il est resté

Slide 11 - Diapositive

Comment forme-t-on le participe passé?
 
Hoe vorm je het voltooid deelwoord?

Slide 12 - Carte mentale


Werkwoorden 
op -re: 

stam + ...

Werkwoorden 
op -ir: 

stam + ...

Werkwoorden 
op -er: 

stam + ...

Slide 13 - Diapositive

Forme le participe passé du verbe
PARLER

Slide 14 - Question ouverte


Werkwoorden 
op -re: 

stam + ...

Werkwoorden 
op -ir: 

stam + ...

Werkwoorden 
op -er: 

radical + é
          danser > dansé (gedanst) 
        

Slide 15 - Diapositive

Forme le participe passé du verbe
RENDRE

Slide 16 - Question ouverte


Werkwoorden 
op -re: 

stam + u

Werkwoorden 
op -ir: 

stam + 

Werkwoorden 
op -er: 

stam + e
          danser > dansé (gedanst)
          rendre > rendu (teruggegeven)
       
        

Slide 17 - Diapositive

Forme le participe passé du verbe
FINIR

Slide 18 - Question ouverte


Werkwoorden 
op -re: 

stam + u

Werkwoorden 
op -ir: 

stam + 

Werkwoorden 
op -er: 

stam + e
          danser > dansé (gedanst)
          rendre > rendu (teruggegeven)
          finir > fini (beëindigd)
       
        

Slide 19 - Diapositive

Exerçons!

Slide 20 - Diapositive


      Forme le passé composé :

1. je + manger 
2. tu + finir 
3. vous + vendre 

Slide 21 - Question ouverte


Wat voor soort werkwoorden vervoeg je met être in de passé composé?

Slide 22 - Question ouverte


Wat gebeurt er met het voltooid deelwoord als "être" het hulpwerkwoord is?

Slide 23 - Question ouverte

Bij de volgende vragen kan je zelf een keuze maken.
Herhaling
Uitdaging

Slide 24 - Diapositive

-er        j'ai parl


-ir         j'ai grand


-re        j'ai perd
Les terminaisons (uitgangen)?
i
é
u

Slide 25 - Question de remorquage

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 26 - Question de remorquage

Ils ont chanté la Marseillaise
Il a défendu son titre
Il a fini ses devoirs
Il a vendu un pain

Slide 27 - Question de remorquage

LES VERBES IRREGULIERS
(onregelmatige werkwoorden) 

Slide 28 - Diapositive

Les verbes irréguliers et leur participe passé
Deze voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:


être (zijn)
été (geweest)
falloir (moeten)
fallu (gemoeten)
avoir (hebben)
eu (gehad)
mettre (leggen, zetten)
mis (gelegd, gezet)
faire (doen,maken)
fait (gedaan, gemaakt)
prendre (nemen)
pris (genomen)
pleuvoir (regenen)
plu (geregend)
vouloir (willen)
voulu (gewild)
boire (drinken)
bu (gedronken)
pouvoir (kunnen)
pu (gekund)
ouvrir (openen)
ouvert (geopend
devoir (moeten)
dû (gemoeten)

Slide 29 - Diapositive

Être
Avoir
Faire
Pleuvoir
Pouvoir
Mettre
Boire
Prendre
Vouloir
Ouvrir
Devoir
Falloir
eu
bu
ouvert
été
fallu
pu
plu
voulu
fait
pris
mis

Slide 30 - Question de remorquage

été
eu
Fait
Plu
Pu
Mis
Bu
Pris
Voulu
Ouvert
Fallu
gedaan
geweest
geregend
gehad
gemoeten
gekund
gedronken
gemoeten
gewild
genomen
gelegd
geopend

Slide 31 - Question de remorquage

Mets au passé composé:
1. Je + être
2. Nous + avoir
3. Ils + faire

Slide 32 - Question ouverte

Mets au passé composé:
1. Je + faire
2. Il + boire
3. Vous + être

Slide 33 - Question ouverte

Transforme au passé composé:
1. Je chante une chanson
2. Les enfants font une tâche
3. Le prof boit un café

Slide 34 - Question ouverte

La négation

Slide 35 - Diapositive


Quelle phrase est correcte?
A
Nous n'avons fait pas nos devoirs.
B
Nous avons ne pas fait nos devoirs.
C
Nous ne pas avons fait nos devoirs.
D
Nous n'avons pas fait nos devoirs.

Slide 36 - Quiz

Waar staat de ontkenning in een
zin die in de passé composé
staat?

Slide 37 - Question ouverte

in plaats van "pas" (niet), kan je op deze plaats ook "plus" (niet meer), "jamais" (nooit), "rien" (niets) of "pas encore" (nog niet") zetten

Slide 38 - Diapositive

Vous
avez
dansé
n' 
pas
in plaats van "pas" (niet), kan je op deze plaats ook "plus" (niet meer), "jamais" (nooit), "rien" (niets) of "pas encore" (nog niet") zetten

Slide 39 - Diapositive

ne
je
pas
pris
ai
le train

Slide 40 - Question de remorquage


Maak ontkennend: 
j'ai chanté la chanson

Slide 41 - Question ouverte

Bij de volgende vragen kan je zelf een keuze maken.
Herhaling
Uitdaging

Slide 42 - Diapositive


Maak ontkennend: 
elle a fait ses devoirs

Slide 43 - Question ouverte


Traduis: wij hebben niet gepraat

Slide 44 - Question ouverte

Evalueer: 
Wat gaat goed? Heb je nog hulp nodig?
regelmatige ww in de passé composé zetten
onregelmatige ww in de passé composé zetten
passé composé + ontkenning
omzetten van IP naar PC
PC vertalen

Slide 45 - Question de remorquage