Formuleren vanaf 12 okt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Welkom B2c donderdag 12 oktober

Lezen in je boek!

OP TAFEL: laptop, boeken, schrift, etui

Wat gaan we doen? 

Enquête docent

Verwijswoorden naar personen en dingen: uitleg

Verwijswoorden: zelf aan de slag

Verwijswoorden naar bezit: uitleg

VERWIJSWOORDEN

Vier groepen:

1. de-woorden mannelijk

2. de-woorden vrouwelijk

3. het-woorden onzijdig

4. meervoud

DE-woorden (mannelijk)

Mehmet

de leraar

de school

VERWIJSWOORD:

hem, hij

hem, hij, deze

deze, die

DE-woorden (vrouwelijk)

Rosa

de lerares

de verzameling

VERWIJSWOORD:

haar, zij/ze

haar, zij/ze, deze

deze, die

HET- woorden 

het kind

het bedrijf

het blaadje

VERWIJSWOORD

dat, dit, het

Meervoud

de voetballers

de tafels

VERWIJSWOORD

deze, die, zij/ze

VERWIJSWOORDEN - filmpje NN

1. de-woorden mannelijk (Mehmet, leraar)

2. de-woorden vrouwelijk (Rosa, lerares)

3. het-woorden onzijdig (kind, bedrijf)

4. meervoud (voetballers, tafels)

Maken online NN

Opdracht 1, 2, 3 en 4

Cursus 6 Formuleren

$2

Klaar? $1

VERWIJSWOORDEN BEZIT

Man: zijn                          Dit is zijn telefoon

Vrouw: haar                    Lisa is haar telefoon kwijt

ik: mijn                              Ik zie mijn telefoon niet

je/jou: jouw                     Waar is jouw telefoon? 

u: uw                                  Uw auto staat in de weg

Zussen: hun                   De zussen geven hun mening

Wij: ons/onze                 Wij houden van onze school/ons huis

Fouten! Eén zin is wel goed. 

1. Hun houden van lezen.

2. Heb jij me boek gezien?

3. Ik ben jou adres kwijt.

4. Zij praten altijd door mij heen.

5. Dit is onze werk. 

Aan het werk

Nieuw Nederlands

Cursus 6: Formuleren

NUMO

- verwijswoorden

- formuleren

Welkom B2c vrijdag 13 oktober

1. Oefentoets kijken en luisteren

2. Cursus 6 Formuleren afmaken in Nieuw Nederlands >70%

3. Opdrachten NUMO

4. Iets voor jezelf

Welkom B2c donderdag  26 oktober

Lezen in je boek!

OP TAFEL: laptop, boeken, schrift, etui

Wat gaan we vandaag doen

1. Aantekening maken voor de komende toets ( 2 november)

2. Nieuwe theorie: hoofdletters

3. Maken opdrachten

Toets Taalverzorging

WOORDSOORTEN (4)

1. Lidwoord: de, het, een

2. Zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen en namen

Bijvoorbeeld: man, hond, stoel, Woerden 

 

 

Toets Taalverzorging

3. Werkwoord: zegt wat iets of iemand doet of overkomt. Het geeft een actie aan. je kan het veranderen in de zin. 

Ik zeg iets. Jij praat teveel. Wij hebben veel lol. 

Toets Taalverzorging

4. Bijvoeglijk naamwoord:  zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

               Dat was een leuke vakantie!

               Ik kocht een nieuw shirt.

               Het shirt is nieuw

Het staat voor een znw of verderop in de zin!

Hoofdletters

Wanneer gebruik je een hoofdletter? 

Zelf doen!

Eerst:                        Cursus 7 Spelling: paragraaf 2

Dan:                          Afmaken Cursus 6 paragraaf 1-4

Daarna:                   Cursus 5: paragraaf 3 (herhaling)

Welkom B2c dinsdag 31 oktober

OP TAFEL: laptop, boek, schrift, etui

Wat gaan we vandaag doen

1. Aantekening maken voor de komende toets ( 2 november)

2. Oefenen met hoofdletters

3.  Nieuwe theorie: komma

4. Maken opdrachten

Verwijswoorden personen en dingen

1. Onzijdige woorden (het-woorden)

        dat, dit, het (boek, meisje)

2. Mannelijke de-woorden

       deze, die, hij, hem (jongen, stoel)

3. Vrouwelijke de-woorden

      deze, die, zij, haar (vrouw,)

4. Meervoud

      deze, die, zij/ze (voetballers, tafels)

Verwijzen naar bezit

1. Enkelvoud: mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, zijn

   

2. Meervoud: ons, onze, jullie. hun

Hoofdletter

1. Aan het begin van elke zin.

                   Ik ben thuis. 

2. Bij namen: van personen, van plaatsen, van merken

                    Peter, Woerden, Etos

3. Bij woorden die van namen zijn gemaakt. 

                    Woerdense, Nederlandse, Zuid-Hollandse

1. Welke woorden zijn goed geschreven?

1. Kamerik
2. oudewater
3. montfoort
4. Bodegraven

2. Welke woorden zijn goed geschreven?

1. ajax
2. laptop
3. kangoeroe
4. nijman

3. Peter laat de hond uit.

1. wij laten de hond uit
2. ik laat de hond uit
3. hij laat de hond uit
4. jij laat de hond uit

4. De arm van Julia is blauw.

1. De arm van haar is blauw
2. De arm van hem is blauw
3. De arm van jou is blauw
4. De arm van mij is blauw

5. Wat is GEEN verwijswoord?

1. haar
2. hem
3. mijn
4. ik

6. Wat is WEL een verwijswoord?

1. de
2. haar
3. een
4. het

7. Welke volgorde is juist?

De kat ligt

1. lidwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord
2. lidwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord
3. werkwoord, lidwoord, zelfstandig naarmwoord
4. zelfstandig naamwoord, lidwoord, werkwoord

8. Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Mijn prachtige tekening geef ik aan mijn lieve moeder.

1. mijn, moeder, geef
2. prachtige tekening
3. prachtige, lieve
4. tekening, mijn, lieve

9. Wat zijn werkwoorden?
Ik fiets graag naar school en speel graag op de computer

1. graag computer
2. ik speel
3. school computer
4. fiets speel

10. Geef de twee bijvoeglijk naamworden uit deze zin:
Mijn nieuwe shirt van Zara is mooi!

Gebruik komma

1.  Tussen twee werkwoorden (persoonsvorm)

Toen de bel ging, blafte de hond.

2. Bij een opsomming:

Ik kocht nieuwe schoenen, t-shirts, een trui en sokken

3. Voor voegwoorden zoals: maar, nadat, omdat, terwijl, want en zodat

Ik wil graag naar Noorwegen, omdat het daar mooi is. 

Toets taalverzorging

Woordsoorten

Verwijswoorden

Hoofdletter en komma

Zelf doen!

Eerst:                        Cursus 7 Spelling: paragraaf 3

Dan:                          Afmaken Cursus 6 paragraaf 1-4

Daarna:                   Cursus 5: paragraaf 3 (herhaling)

Welkom B2c woensdag 1 november

OP TAFEL: laptop, boek, schrift, etui

Herhaling en voorbereiding op de toets

Echte toetsvragen!

Voor de laatste keer oefenen

Tot aan de kerstvakantie

Toets Lezen

Presentatie

Filmtoets

Oefenen met woordsoorten

1. De kleine jongen liep de trap op

2. Mijn moeder is moe. 

3. Ik heb mijn nieuwe fiets gekocht bij de fietsenmaker

4. Het huis heeft een nieuw dak

Nog een keer oefenen zoals gisteren

Opdrachten uit de toets

Welke verwijswoorden kun je gebruiken voor een vrouwelijk de-woord?

A dat, dit, haar, zij

B die, dit, haar, zij/ze

C deze, die, haar, zij/ze

D deze, die, het, ze

Opdrachten uit de toets

Kies het juiste verwijswoord

Vandaag zijn we bij dat/die jongetje op bezoek geweest. 

Opdrachten uit de toets

Vul het juiste verwijswoord in. Kies uit: haar - het - hij - zij 

Hij kan zijn probleem niet uitleggen. 

Hij kan _____ niet uitleggen

Opdrachten uit de toets

Verbeter de zin door het onjuiste verwijswoord te veranderen.

Ik moet mij kamer opruimen

Opdrachten uit de toets

Noteer uit deze zin de woorden die je met een hoofdletter schrijft.

in de utrechtse wijk lombok is het vaak gezellig druk op straat

Opdrachten uit de toets

Noteer uit deze zin in het bijvoeglijk naamwoord:

Ik raad je aan om deze Italiaanse pesto te gebruiken bij de pasta.

Opdrachten uit de toets

Vul een passend bijvoeglijk naamwoord in:

Het ________ vogeltje kon niet meer vliegen

Opdrachten uit de toets

Is de komma goed gebruikt? 

1. Nigel kwam te laat op school, omdat de brug openstond. 

2. Jij mag niet klagen want, jij hebt altijd geluk!