Albeda NT2 AGO les 1

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom bij LessonUp!

Nodig: 

Vandaag goed opletten!

Pen en papier

Lessonup op telefoon

MICROSOFT TEAMS op laptop 

PRAAT SAMEN 

LUISTEREN 

Onderwerp van vandaag = feest 

Spel

Koningsdag

SOFTKETCHUP 

Gebiedende wijs 

Werken uit boek 

Praat samen 

 

Praat samen   

 

Studiewijzer 

daggroep 

studiewijzer 

avondgroep 

Week 1: 1.1 tot en met 1.6 

Spel: 

Geef antwoord op de vraag.  Kies uit: 

Dat klopt 

Dat klopt niet  

Dat doe ik niet 

Waarschijnlijk wel 

Daar ben ik nooit geweest 

Waarschijnlijk niet 

 Ik weet het niet 

Schrijf deze antwoorden op met pen en papier 

    

1: Jij bent een man.

Pak je 

Ga naar: 

lessonup.app

Voer de code in

2: De afmeting van een parabool is gelijk aan een vierkant.

3: Het voltooid deelwoord van 'geven' is 'gegeven'.

4. Krijgt iedereen voor 1 juli een coronaprik?

5. 10 - 2 = 7

6. Rook jij?

7. Ben je weleens in Siberië geweest?

Nieuw onderwerp 

Drie zinnen schrijven met tijd (eerst, daarna ten slotte)  

Wat heb je gedaan op Koningsdag?
Schrijf drie zinnen. 1. Eerst.. 2. Daarna.. 3. Ten slotte

Koningsdag

Het was gisteren  Koningsdag! Net als vorig jaar was deze dag een stuk minder feestelijk dan normaal. Vanwege corona zijn er geen vrijmarkten en geen festivals.

Ook dit jaar gelden de corona-regels

Wat betekenen de woorden? 

Net als

Feestelijk 

Vanwege  

Net als vorig jaar was deze dag een stuk minder feestelijk dan normaal.
Net als =

1. Bijna hetzelfde als
2. Hetzelfde als
3. Een beetje als
4. niet als

Vanwege corona zijn er geen vrijmarkten en geen festivals.
Vanwege =

1. Daardoor
2. Door
3. Omdat
4. Maar

Feestelijk =

1. druk
2. rustig
3. saai
4. gezellig

Luister en kijk naar het fragment. Welke belangrijke woorden hoor je? Schrijf deze op de telefoon .

Luister en kijk naar het fragment. Wat is het onderwerp ?

Nederland 

• In Nederland hebben we een koning. 
• De koning heeft  weinig macht.
• De minister-president heeft de meeste macht in Nederland. 

Wie heeft de meeste macht in jouw geboorteland? 

Praat samen! 

Wie heeft de meeste macht in jouw geboorteland? 

Herhaling: SOFTKETCHUP 

Kijk naar het fragment. 

Schrijf met pen en papier op:

SOFTKETCHUP bij het werkwoord 'werken' ( begint bij 1.50 min)   

onregelmatig/speciaal?

Het voltooid deelwoord van blijven

1. geblijft
2. geblijfd
3. gebleven
4. bleefde

Het voltooid deelwoord van 'zien'

1. gezagen
2. zag
3. gezien
4. gezied

Nieuw onderwerp 

Normale vraag

Wil je de krant even geven?

Je kunt boter in de pan doen. 

Je moet hier naar links gaan 

Gebiedende wijs !

Geef de krant! 

Doe boter in de pan! 

Ga naar links! 

Maak een gebiedende wijs.
Kun je me helpen?

Kun je even een lepel geven?

Werken uit boek

Kijk naar de studiewijzer. 

Welke vragen heb je? 

Wat vind je moeilijk? 

Praat samen!  

• Wanneer heb jij een feest gegeven?
• Wat voor feest heb je gegeven? *
• Hoeveel mensen waren er?
• Was er muziek op het feest?
• Tot hoe laat duurde het feest?
• Was je tevreden over het feest? Geef twee redenen **
• Wat was het leukste feest dat je hebt meegemaakt/bezocht? **
• Vertel over het feest. **

Was je tevreden over het feest? Geef twee redenen **

Wat was het leukste feest dat je hebt meegemaakt/bezocht? **

Vertel over het feest. **       

Vertel over het feest. **

Was je tevreden over het feest? Geef twee redenen **

Wat was het leukste feest dat je hebt meegemaakt/bezocht? **

Vertel over het feest. **

Open e-mail op laptop 

Je bent door vrienden uitgenodigd voor een feest. 

Je kunt niet komen. Geef een reden. 

Je wilt wel snel afspreken. Doe een voorstel voor een datum en tijd  

Stuur de e-mail naar: [e-mail] 

Welke woorden heb je geleerd?

Wat vond je van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Als er tijd over is ..verwijswoorden 

Herman heeft een nieuwe auto gekocht. Herman is heel blij met de auto. Herman rijdt iedere dag in de auto. 

Wat valt je op? 

Gebruik verwijswoorden voor 'Herman' en 'de auto'.

De kast = deze/die kast.  

Het huis is mooi = dit/dat huis. 

De kast = hij

Het huis = het 

De kasten = ze

Ik heb deze vorige week gekocht. 

Ik heb dit vorige week gekocht.  

Hij staat mooi in de kamer.  

Het is erg groot. 

Ze staan mooi in de kamer.  

De kast 

Het huis  

de huizen

ik heb hem vorige week gekocht. 

Ik heb het vorige week gekocht.

ik heb ze vorige week gekocht.  

hij / het/ ze

Ik heb een nieuwe lamp. ... is erg mooi.

1. hij
2. het
3. ze

Ik heb nieuwe lampen. ... zijn erg mooi.

1. ze
2. het
3. hij

De bank is kapot. Ik moet ..vervangen

1. hem
2. ze
3. hij

De man is moe. 

De vrouw is moe. 

Hij geeft de man een bloem. 

Hij is moe.

Zij is moe.  

Hij geeft hem een bloem. 

1. Hij geeft ik een bloem.
2. Hij geeft jij bloem. 
3. Hij geeft hij een bloem. 
4. Hij geeft zij een bloem. 
5. Hij geeft wij een bloem. 
6. Hij geeft jullie een bloem. 
7. Hij geeft zij een bloem.  
8. Hij heeft met zij gegeten  

Schrijf de antwoorden op met pen en papier 

1 = .. 

2 = .. 

Schrijf de antwoorden op
1 = .. 2 = ... 3 = ... 4 = ... 5 = .. 6 = .. 7 = ..

1. Hij geeft ik een bloem.
2. Hij geeft jij bloem. 
3. Hij geeft hij een bloem. 
4. Hij geeft zij een bloem. 
5. Hij geeft wij een bloem. 
6. Hij geeft jullie een bloem. 
7. Hij geeft zij een bloem.  
8. Hij heeft met zij gegeten

mij 

jou

hem 

haar 

ons 

jullie 

hun 

hen 

Praat samen 

Geef antwoord zonder het rode woord. Hele zinnen!

• Waar heb je de kast gekocht?

• Wat heb je Herman gegeven?

• Waar staat jouw auto?

• Hoe heet jouw vriend?

• Waar liggen de boeken?

• Hoeveel kost de tv?

• Waar is de wc?

• Wat heb je Marie gegeven?

• Wat heb je met de kinderen gedaan?

• Ga je met jouw collega’s eten?

Klaar? verzin vragen voor elkaar!  

Schrijf twee zinnen. Gebruik een verwijswoord.