Brongebruik: Relevantie, betrouwbaarheid en representativiteit

Welkom
Programma:
- Herhaling H5.3
- Vaardigheden oefenen
- Leerdoelen
- Oefenen
- Afsluiting
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Programma:
- Herhaling H5.3
- Vaardigheden oefenen
- Leerdoelen
- Oefenen
- Afsluiting

Slide 1 - Diapositive

Wetenschap voor de 17de eeuw

o.a. Leonardo da Vinci, later ook: Vesalius (geneeskunde), Copernicus (heliocentrisch wereldbeeld)

Geen systematiek in wetenschapsbeoefening → ‘eenlingenwerk’, geen samenhang of samenwerking.
Geen wetenschappelijk wereldbeeld.
Geen duidelijk onderscheid tussen magie en wetenschap.

Wetenschap vanaf de 17de eeuw

o.a. Newton, Galileo, Descartes (rationalisme), Bacon (empirisme)

Systematiek in wetenschapsbeoefening → samenwerking → oprichting colleges / academies, wetenschappelijke tijdschriften, overheden die geld investeren.
Ontstaan van wetenschappelijk wereldbeeld.




Slide 2 - Diapositive

Vaardigheden
Betrouwbaarheid, bruikbaarheid, representativiteit

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
Na deze les:
  •  Weet je hoe je een bron kan analyseren op betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit
  • Weet je hoe je een bronvraag op de toets kan aanpakken

Slide 4 - Diapositive

Voorkennis
Wat weet je al over bronnen en het gebruik ervan bij geschiedenis?

Slide 5 - Carte mentale

Bronmateriaal selecteren
Op het (school) examen krijg je bronnen. Over die bronnen worden verschillende historische vragen gesteld. Je moet echter ook in staat zijn bronmateriaal te selecteren.

Geschiedenis is altijd gebaseerd op een interpretatie van verschillende overblijfselen uit het verleden. (bronnen)

Slide 6 - Diapositive

Drie soorten selectie
1.  Relevantie of bruikbaarheid
2. Betrouwbaarheid
3. Representativiteit

Voor iedere vorm van selecteren moet je andere vragen stellen om tot een juiste oplossing te komen.

Slide 7 - Diapositive

Bruikbaarheid/ relevantie
De centrale vraag hierbij is:
Een (examen)vraag die wil weten of de bron bruikbaar is meestal zo opgebouwd dat ze je een onderzoeksvraag geven en jij moet aangeven of de informatie uit de bron inderdaad bruikbaar is voor je onderzoeksvraag.

Dus geeft de tekst/ beeldbron informatie die ik kan gebruiken voor de onderzoeksvraag?

Het draait bij bruikbaarheid altijd om de inhoud van de bron!

Slide 8 - Diapositive

Oefenen: info bruikbaarheid/relevantie?
Info bron: Arjen is goed in voetballen 
Onderzoeksvraag:
- Is Arjen goed in CKV? 


Info bron: Arjen is goed in het organiseren van zijn werk en privé.

Onderzoeksvraag:
- Zou Arjen zelf een tijdsplanning kunnen maken voor de SE week?

Slide 9 - Diapositive

Formuleer zoveel mogelijk (hulp)vragen die je kunt stellen om achter de bruikbaarheid van een vraag te komen!

Slide 10 - Question ouverte

Hulpvragen voor bepalen relevantie/bruikbaarheid
  • Heeft de bron te maken met het onderwerp?
  • Welke raakvlakken zijn er met het onderwerp?
  • Uit welke tijd komt de bron?
  • Kloppen de personen uit de bron met de tijd die je onderzoekt?
  • Voegt deze bron iets toe aan wat je al weet over die periode/ persoon/gebeurtenis?
  • Is er sprake van partijdigheid/ eenzijdigheid in de tekst?
  • Past de bron bij de vraagstelling/ onderzoek?

Slide 11 - Diapositive

Betrouwbaarheid
De centrale vraag hier is:
Kunnen de gegevens feitelijk waar  zijn?

Bij betrouwbaarheid kijk je vooral naar de oorsprong van de bron.

Slide 12 - Diapositive

Nazipropaganda uit de jaren '20 en '30. 

Slide 13 - Diapositive

Formuleer zoveel mogelijk vragen om achter de betrouwbaarheid van een bron te komen.

Slide 14 - Question ouverte

Hulpvragen om betrouwbaarheid te bepalen
  • Wie is de maker van de bron?
  • Uit welke tijd komt de bron?
  • Hoeveel tijd zit er tussen het maken van de bron en de gebeurtenis?
  • Wat is de standplaatsgebondenheid van de maker?
  • Zijn er concrete feiten benoemd?
  • Is het stuk bedoeld voor publicatie of niet?
  • Waar / waarin is het stuk gepubliceerd? 
  • Staat er achter het stuk informatie over de maker?
  • Bevat de bron feiten of meningen?

Slide 15 - Diapositive

Representativiteit
Centrale vraag:
Is de mening van de maker van de bron / inhoud van de bron typerend voor de periode waarin het zich afspeelt of voor bepaalde groepen mensen?
Bij representativiteit maak je een vergelijking .

Het draait bij representativiteit over de mening/ houding van mensen. Hierbij kijk je naar de inhoud van de bron maar ook naar de standplaatsgebondenheid van de maker.

Slide 16 - Diapositive

Representativiteit
Uitspraken van Thierry Baudet over de coronacrisis. 
'Er is geen coronacrisis, het is een gewone griep'

Zijn deze uitspraken representatief voor hoe de Nederlandse regering aankeek tegen de coronacrisis?

Slide 17 - Diapositive

Formuleer vragen die je nodig hebt om achter de representativiteit van een bron te komen

Slide 18 - Question ouverte

Hulpvragen bij representativiteit
  • Past de opvatting bij tijdgenoten?
  • Denken andere mensen er ook zo over?
  • Past de opvatting bij het algemeen geldende beeld?
  • Past het bij de kenmerken van de periode?
  • In hoeverre is er sprake van afwijkend gedrag/ mening etc. van wat je weet over die tijd?
  • Wat is de politieke/ religieuze kleur van de maker?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive


Slide 21 - Question ouverte


Slide 22 - Question ouverte


Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive


Slide 25 - Question ouverte


Een bronvraag als poetsvraag
Op de volgende slide staat een afbeelding. Voor het werken met bronnen is het belangrijk eerst goed te kijken naar de bron. Ga naar de volgende slide en beantwoordt de vraag aldaar.
Om achter de betekenis van een bron te komen, is het van belang vragen te stellen. Door goede vragen kan een bron veranderen in bewijs.

Slide 26 - Diapositive

Bekijk de afbeelding goed en schrijf op wat je allemaal ziet. Doe dit zo objectief mogelijk, ga dus niet uitleggen wat je ziet. Klik op de afbeelding:

Slide 27 - Question ouverte

Nu mag je gaan interperteren. Waar kijken we naar? (= je gaat opschrijven wat jij denkt dat er gebeurd is.)

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive


Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Diapositive


Slide 32 - Question ouverte