3.4 1Basis schrijven en formuleren

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

3.4 Schrijven en formuleren

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

• ken je de regels van een verslag
• weet je hoe je verwijswoorden gebruikt

Verslag

Voor het schrijven van een verslag zijn regels:

1. Schrijf het verslag in de verleden tijd.

2. Vertel in de inleiding waar het verslag over gaat

3. Vertel in de kern wat er allemaal gebeurde (op volgorde)

4. Bedenk een goede titel voor het verslag

5. Zet je naam onder het verslag

Verwijswoorden

Verwijswoorden verwijzen naar andere woorden in de tekst.

Kies het juiste verwijswoord.
De brandweerman dooft het vuur. ....... was opgelucht.

1. Zij
2. Hij
3. Ze
4. Hem

Maken

Opdracht 7 & 8

Klaar? Maak de Test jezelf 3.7 of de leestaak van 3.3.

Wat is waar?

1. Schrijf het verslag in de verleden tijd
2. Schrijf het verslag in de tegenwoordige tijd

Bedenk zelf een zin met het verwijswoord *hij*.

Merle heeft een glas laten vallen.
...... brak in honderden stukjes.
........ vader baalde van de rommel.
.......vond dat ........ het zelf moest opruimen.

Vul de verwijswoorden in!

verwijswoorden

verwijswoorden

Grammatica 3.7
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Wat is het lijdend voorwerp?

De leerlingen maken de toets.

1. De leerlingen
2. maken
3. de toets
4. toets

Lezen 3.3
Wat voor tekstdoel heeft een nieuwsbericht?

1. Informeren
2. Activeren
3. Overtuigen
4. Amuseren

De eerste alinea van een tekst is de...

1. Inleiding
2. Kern
3. Slot

Wat is nauwkeurig lezen?