TopTaal A0A1 2 november

Wat gaan we vandaag doen?
- Het huiswerk nakijken
- de woordjes van 7.3 oefenen
- zinsconstructie, deel 2
- delen van het lichaam
- Thema 7, deel 4
- spreekoefening



1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat gaan we vandaag doen?
- Het huiswerk nakijken
- de woordjes van 7.3 oefenen
- zinsconstructie, deel 2
- delen van het lichaam
- Thema 7, deel 4
- spreekoefening



Slide 1 - Diapositive



woorden 7.3

Slide 2 - Diapositive

Waar ..................... ik .....................?
A
af, reken
B
af kan rekenen
C
wilt, afrekenen
D
kan, afrekenen

Slide 3 - Quiz

Drie halen en twee betalen. Dat is een mooie ........................!
A
ergens
B
aanbieding
C
merk
D
verder

Slide 4 - Quiz

Danielle koopt altijd shampoo van een bekend .....................
A
merk
B
kassa
C
meelopen
D
toevallig

Slide 5 - Quiz

Als jullie niet weten waar de paracetamol ligt, moet je het aan de .................... vragen.
A
verkoopster
B
advies
C
afspraak
D
praktijk

Slide 6 - Quiz

Waar is de hond? Ik zie hem ..................
A
iedereen
B
ons
C
nergens
D
advies

Slide 7 - Quiz

Zoekt u de shampoo? Dat ligt tegenover de ........................
A
ergens
B
make-up
C
bedenken
D
pas

Slide 8 - Quiz

We willen betalen, en we lopen naar de .......................
A
meer
B
mogelijk
C
kassa
D
morgen

Slide 9 - Quiz

........................... moet je wachten op een bus?
A
Hoelang
B
Wat
C
Wie
D
Nergens

Slide 10 - Quiz

Een baby heeft ongeveer 6 keer per dag een schone .................... nodig.
A
tandpasta
B
luier
C
parfum
D
deodorant

Slide 11 - Quiz

Als je hooikoorts hebt moet je ................... gebruiken.
A
pleisters
B
shampoo
C
zeep
D
neusdruppels

Slide 12 - Quiz

Bij wie .................. ik een afspraak .....................?
A
aan, vragen
B
willen, vragen
C
moet, aanvragen
D
aanvragen, moeten

Slide 13 - Quiz



Inversie

Slide 14 - Diapositive

Je krijgt inversie als de zin begint met:

Een bepaling van tijd
Morgen ga ik naar de dokter.

Bepaling van plaats
Daar ligt de kerktoren van Goes

Ander zinsdeel dat informatie of een reden geeft.
Druipend van de regen komt ze binnen.
Vanwege de regen gaat het festival niet door.


Slide 15 - Diapositive

Zet deze zin om naar een zin mét inversie:


De kinderen gaan met de fiets naar school

Slide 16 - Diapositive

Zet deze zin om naar een zin mét inversie:

Je kan weer lopen door middel van een kleine operatie

Slide 17 - Diapositive

Zet deze zin om naar een zin mét inversie:

De bossen krijgen mooie herfstkleuren op de Veluwe.

Slide 18 - Diapositive

Zet deze zin om naar een zin mét inversie:


Patrick en Helena gaan daar altijd op vakantie.

Slide 19 - Diapositive

Zet deze zin om naar een zin mét inversie:


Iedereen blijft binnen vanwege het koude weer.

Slide 20 - Diapositive

Zet deze zin om naar een zin mét inversie:

Mijn ouders gaan het liefst op vakantie naar de zon

Slide 21 - Diapositive

de perfectum
de voltooide tijd

Slide 22 - Diapositive

Het kleine meisje heeft heel hard
A
huilen
B
huilend
C
gehuilend
D
gehuild

Slide 23 - Quiz

Hij heeft zijn hele leven voor haar ................ (zorgen)
A
zorgen
B
gezorgen
C
gezorgd
D
gezorgt

Slide 24 - Quiz

Mijn vader heeft de lekkerste koffie ............... (zetten)
A
gezett
B
gezet
C
gezetten
D
gezed

Slide 25 - Quiz

De honden hebben samen .................. (spelen)
A
gespeeld
B
gespeelde
C
gespeelt
D
gespeelte

Slide 26 - Quiz

Wij hebben de kleine kalfjes ................... (aaien)

Slide 27 - Question ouverte

Het meisje is .................. in het donkere bos. (verdwalen)

Slide 28 - Question ouverte

Patricia heeft een paard ................... (tekenen)

Slide 29 - Question ouverte

De buren hebben vroeger veel ............... (reizen)

Slide 30 - Question ouverte

Zijn opa heeft heel lang ................... (leven)

Slide 31 - Question ouverte

Heb jij jouw tanden ..................? (poetsen)

Slide 32 - Question ouverte