Herhalen erfelijkheid en evolutie (oude editie)

Thema 13: Erfelijkheid en evolutie




Benodigheden
- Werkboek en schrift
- Pen, potlood, etc.
- iPad

Cijfer
- NEE




Lesson Up
Ja




Tassen in
de tassenkast
Telefoons in de telefoontas
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Thema 13: Erfelijkheid en evolutie




Benodigheden
- Werkboek en schrift
- Pen, potlood, etc.
- iPad

Cijfer
- NEE




Lesson Up
Ja




Tassen in
de tassenkast
Telefoons in de telefoontas

Slide 1 - Diapositive

today''s program 
  • inleveren verslag
  • tonen sleutelwoorden samenvatting 
  • terugblik op hoofdstuk
--> domino
--> quiz 


Volgende les -- volgende hoofdstuk 

Slide 2 - Diapositive

Herhalen H13 Erfelijkheid en Evolutie

Slide 3 - Diapositive

Frank heeft voor het haarkleur de genen BB (bruin), Frank is
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief

Slide 4 - Quiz

Rode bloemen zijn dominant (A), witte bloemen recessief (a). Maar bloemen met het genotype Aa hebben roze bloemen, dit genotype noem je dan:
A
Dominant
B
Intermediair
C
Recessief

Slide 5 - Quiz

Chromosomen liggen in de
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Celkern

Slide 6 - Quiz

Een mens heeft in een geslachtscel (eicel of zaadcel).
A
46 chromosomen
B
23 chromosomen

Slide 7 - Quiz

Het genotype is
A
Alle erfelijke eigenschappen
B
Alleen het uiterlijk

Slide 8 - Quiz

Het fenotype is
A
Alleen erfelijk
B
Erfelijk en invloeden van de omgeving
C
Alleen de invloeden van de omgeving

Slide 9 - Quiz

Mitose is de kerndeling die hoort bij de
A
Gewone celdeling
B
Vorming geslachtscellen

Slide 10 - Quiz

De kleur van erwten is een erfelijke eigenschap.
Een bepaalde erwtenplant is opgegroeid uit een gele erwt. Hij wordt gekruist met een andere erwtenplant die ook is opgegroeid uit een gele erwt. Onder de nakomelingen uit deze kruising komen zowel gele als groene erwten voor.

Wat is het genotype van beide ouderplanten voor de kleur van de erwten waaruit ze zijn opgegroeid?
A
Beide planten zijn heterozygoot.
B
Beide planten zijn homozygoot.
C
De ene plant is heterozygoot, de ander homozygoot

Slide 11 - Quiz

Alle kinderen uit één gezin hebben hetzelfde DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 46 chromosomen
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Bij de productie van bier en zuurkool wordt biotechnologie toegepast
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Eicellen van een plant bevatten 16 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat de cel van een blad van deze plant?
A
16
B
32

Slide 16 - Quiz

Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
Op het moment van de geboorte
B
Op moment van de bevruchting van de eicel
C
O moment van de vorming van de eicel

Slide 17 - Quiz

Een ouderpaar heeft twee dochters. De dochters berekenen hoeveel van hun chromosomen, in theorie, precies hetzelfde kunnen zijn. Hoeveel chromosomen kunnen er maximaal hetzelfde zijn bij de twee dochters?
A
22
B
23
C
45
D
46

Slide 18 - Quiz

Biotechnologie wordt onder andere toegepast bij de productie van voedingsmiddelen, geneesmiddelen en enzymen. Noem een andere groep producten waarbij men tijdens de productie gebruik maakt van biotechnologie.
A
Hormonen
B
Schimmels

Slide 19 - Quiz

Een plant met brede bladeren wordt gekruist met een plant met smalle bladeren. Het gen brede bladeren is dominant (B). De plant met brede bladeren (vrouwtje) is homozygoot en de plant met smalle bladeren is homozygoot (man).
Hoe groot is de kans op het genotype Bb?

Slide 20 - Question ouverte

Kruis de F1 cavia’s van de vorige oefening met elkaar. Hoe groot is de kans op het fenotype wit?

Slide 21 - Question ouverte

Een vrouwtjeskonijn met ruw haar wordt gekruist met een mannetjeskonijn met glad haar. Glad haar is dominant (H). Het mannetje is homozygoot. Hoe groot is de kans dat de F2 generatie het fenotype glad haar heeft?

Slide 22 - Question ouverte

Argumenten
evolutietheorie

Slide 23 - Carte mentale

verwandschap
verwant-schap

Slide 24 - Diapositive

wie zijn meer verwant? De kameelachtigen en de pekari's of de walvisachtigen en nijlpaarden
A
de walvisachtigen en de nijlpaarden
B
de kameelachtigen en de pekari's

Slide 25 - Quiz

De herten zijn meer verwant aan de varkens dan aan de giraffen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

wie is het meest verwant aan de lori?
A
De Gibbon
B
De apen van de oude wereld
C
Het spookdier
D
De gorilla

Slide 28 - Quiz

Wie is het meest verwant en wie het minst verwant aan de mens?
A
het meest de gorilla en het minst de lori
B
het meest de Orang Utan en het minst de apen van de nieuwe wereld
C
het meest de gorilla en het minst de maki
D
het meest de Oran Utan en het minst de maki

Slide 29 - Quiz

Het DNA van de chimpansee is voor 98.5 % gelijk aan dat van de mens.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

De mens stamt af van de chimpansee
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Lastig vind ik nog....
A
Evolutie
B
Gen/Chromosoom/Allel
C
Erfelijkheidsonderzoek/Stamcellen
D
Biotechnologie

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Lastig vind ik nog...

Slide 41 - Carte mentale