voorbereiding so chapitre 2

je gaat een oefentoets maken over voca A, B en grammaire C  , werkwoorden 

je  maakt de opdrachten  zonder te overleggen of te praten 

je kunt maximaal 1 punt verdienen bij het cijfer van de so op op donderdag 16 december. 

Bonne chance 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

je gaat een oefentoets maken over voca A, B en grammaire C  , werkwoorden 

je  maakt de opdrachten  zonder te overleggen of te praten 

je kunt maximaal 1 punt verdienen bij het cijfer van de so op op donderdag 16 december. 

Bonne chance 

Slide 1 - Diapositive

welke is juist?
A
nous travaillons
B
vous travallez
C
j'ai travaille
D
nous travailliez

Slide 2 - Quiz

les chaussures
A
de sokken
B
de winkels
C
de schoenen
D
het haar

Slide 3 - Quiz

Tu as un petit boulot?
beantwoord in een hele zin in het Frans

Slide 4 - Question ouverte

het spaargeld
A
l'argent de poche
B
l'économie
C
retirer
D
les économies

Slide 5 - Quiz

jij spaart =

Slide 6 - Question ouverte

tu reçois de l'argent de poche?
Beantwoord in het Frans in een hele zin .

Slide 7 - Question ouverte

on dépense
A
ik geef uit
B
wij gaven uit
C
men geeft uit
D
wij gaan uitgeven

Slide 8 - Quiz

bon marché
A
supermarkt
B
duur
C
goedkoop
D
gemiddeld

Slide 9 - Quiz

Que fais -tu de ton argent de poche?

Slide 10 - Question ouverte

tu mets la table
A
jij dekt de tafel
B
jij pakt de tafel
C
ik heb de tafel gedekt
D
jij hebt de tafel gedekt

Slide 11 - Quiz

help !
A
aide-moi !
B
arrive
C
viens ici
D
au secours !

Slide 12 - Quiz

waaraan kun je een meewerkend voorwerp herkennen in een Franse zin?

Slide 13 - Question ouverte

nous parlons à Luc
A
nous leur parlons
B
nous lui parle
C
nous me parlons
D
nous lui parlons

Slide 14 - Quiz

Elle donne une pomme à son frère
maak een nieuwe zin en vervang het meewerkend voorwerp

Slide 15 - Question ouverte

vous répondez aux parents
A
vous lui répondez
B
ils leur répondent
C
vous leur répondez
D
je leur réponds

Slide 16 - Quiz

Elle donne à moi dix euros
A
il me donne 10 euros
B
Elle me donne cinq euros
C
Elle me donne 10 euros
D
Elle lui donne dix euros

Slide 17 - Quiz

waar moet het meewerkend voorwerp staan in de Franse zin?

Slide 18 - Question ouverte

vouloir en pouvoir
A
willen en kunnen
B
willen en weten
C
kunnen en willen
D
hebben en zijn

Slide 19 - Quiz

ik werk en ik verdien

Slide 20 - Question ouverte

j'ai été en France
A
ik was in Frankrijk
B
ik ben in Frankrijk
C
ik zal naar Frankrijk gaan
D
ik ben in Frankrijk geweest

Slide 21 - Quiz

Dit was de oefentoets,  

Je pakt nu het werkboek en we gaan oefenen met opdracht 16 d   spreekvaardigheid 

Slide 22 - Diapositive