Mag je je gestolen fiets terugstelen?

Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ga rustig zitten.
Pak je spullen: NN, leesboek, schrift, pen.
Telefoon thuis of in de kluis.
Wacht rustig tot de les begint.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Slide 3 - Lien

Slide 4 - Diapositive

Doelen van de les
Aan het eind van deze lessen:
  • kun je 6 tekstverbanden noemen met de daarbijbehorende signaalwoorden.
  • kun je 6 tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden herkennen in teksten.
  • kun je uitleggen waarom het belangrijk is dat je deze woorden herkent.


Slide 5 - Diapositive

PLANNING
  • Herhalen (onderwerp, hoofdgedachte, kernzinnen, signaalwoorden).
  • Herhalen: doelen van een tekst.
  • Zelfstandig werken.
  • Opdrachten bespreken.


Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
blz. 11 t/m 16, opdracht 1 t/m 8.
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
30 minuten
Klaar?
maak opdracht 9 op blz. 17 of ga lezen in je leesboek.
Resultaat

Slide 7 - Diapositive

WOORDEN VAN DE WEEK

Slide 8 - Diapositive

Mag je je gestolen fiets terugstelen?

Slide 9 - Diapositive

Voorkennis activeren
Wie heeft er weleens iets gestolen? (bijvoorbeeld een snoepje bij het Kruidvat)


Is er weleens iets van jou gestolen?



Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Vidéo

Lezen
'Mag je je gestolen fiets terugstelen?'

Lees de tekst 'Amerika, 27 april 2015'

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Vragen
Welke vraag zou de politie jou kunnen stellen als jij de eigenaar van de fiets bent?
Welke vraag zou de politie de dief kunnen stellen?


Vervolg van de tekst uitdelen en lezen.

timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

Lezen
Vervolg van de tekst lezen:
'Bewijs het maar eens' en 'Niet stelen, maar helen'
Opdracht:
1. Onderstreep de signaalwoorden.
2. Schrijf de verbanden op van de signaalwoorden met minimaal 2 signaalwoorden erbij.

Slide 16 - Diapositive

Vragen over de tekst
1. Staan er woorden in de tekst die je niet begrijpt?
2. Van wie is de fiets geweest, volgens de verkoper?
3. Hoe is de verkoper aan de fiets gekomen, volgens de verkoper zelf?
4. Wat zegt Steve voordat hij er op de fiets vandoor gaat?
5. Is Steve blij? Hoe weet je dat?
6. Wat dacht jij bij het horen van de vraag 'Mag je je eigen fiets terugstelen?'
7. Met welk doel heeft de schrijver de tekst geschreven? 
8. Wat voor soort tekst heb je zojuist gelezen?
timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

Vragen beantwoorden
In 2-tallen vragen over de tekst beantwoorden. 
Persoon 1 schrijft de antwoorden op. Persoon 2 doet verslag. 



De vragen zijn:

Slide 18 - Diapositive

Algemene vragen 
1. Met welk doel heeft de schrijver de tekst geschreven? 
2. Wat voor soort tekst heb je zojuist gelezen?
3. Wat is het onderwerp van de tekst 'Bewijs het maar eens'?
4. Wat is de hoofdgedachte van de tekst 'Bewijs het maar eens'?
5. Schrijf de kernzinnen op van de tekst 'Niet stelen maar helen'.
6. Schrijf de signaalwoorden + hun verbanden op van de tekst...
 
timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Vragen beantwoorden
In 2-tallen vragen over de tekst beantwoorden. 
Persoon 1 schrijft de antwoorden op. Persoon 2 doet verslag. 



De vragen zijn:

Slide 20 - Diapositive

Les afsluiten 
Noem 6 tekstverbanden.
Noem bij ieder tekstverband minimaal 3 signaalwoorden.

Ik heb het lesdoel behaald? (tekstverbanden, signaalwoorden) 
Ik vind dat ik goed heb samengewerkt?
Welk cijfer geef je je werkhouding?


Slide 21 - Diapositive

Schrijven
Lees het stukje 'Bewijs het maar eens'.
Stel, jij bent Milad. Jij gaat een klachtenbrief schrijven aan de politie. 
Jouw klacht: de politie geloofde jou niet en nu hebben zij jouw fiets verkocht.
Doel van deze brief: jij wilt een schadevergoeding van 300 euro.

Slide 22 - Diapositive

Schrijven
Gebruik signaalwoorden:
  • opsomming: en, ook, bovendien,
  • tijd: eerst, daarna, toen
  • tegenstelling: maar, echter, toch,
  • voorbeeld: zo, zoals, bijvoorbeeld,
  • oorzaak-gevolg: daardoor, doordat,
  • conclusie: dus, kortom



Slide 23 - Diapositive

Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.

Bijzaken kunnen zijn? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
voorbeelden
B
belangrijke informatie
C
details
D
uitleg

Slide 24 - Quiz

Gebruik je bij het maken van een samenvatting hoofdzaken of bijzaken?
A
bijzaken
B
hoofdzaken

Slide 25 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 27 - Question ouverte

Welke doelen kan een schrijver
hebben met een tekst?

Slide 28 - Question ouverte

Sleepvraag: Sleep de juiste tekstsoort naar het juiste tekstdoel
amuseren
informeren
overtuigen
activeren

Slide 29 - Question de remorquage

Slide 30 - Diapositive

Kader: blz. 60-61, opdr. 1.
timer
10:00

Slide 31 - Diapositive

Basis: blz. 85-86, opdr. 1, 2.
timer
10:00

Slide 32 - Diapositive

Vandaag inleveren.

Slide 33 - Diapositive

Danielle Bakhuis
De EXECUTIE (= het uitvoeren van een (dood)vonnis)

Slide 34 - Diapositive

Presentaties
indeling en planning

Slide 35 - Diapositive

Welkom

Slide 36 - Diapositive