Persoonlijk voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Welkom!

Doe je telefoon weg,

doe je jas en oortjes uit,

pak je spullen op tafel....

Dan kunnen we beginnen.

Toetsweek: spelling, grammatica (en woorden) H4+5

Spelling

Samenstellingen (tussen -n/-s), Engelse werkwoorden, 

voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt en apostrof

Grammatica

Persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, splitsbaar werkwoord en voorzetsels

Woorden

Alle woorden van H4+5?

Toetsweek: spelling, grammatica (en woorden) H4+5

Spelling

Samenstellingen (tussen -n/-s), Engelse werkwoorden, 

voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt en apostrof

Grammatica

Persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, splitsbaar werkwoord en voorzetsels

Woorden

Alle woorden van H4+5?

Wat gaan we doen deze les?

Grammatica - Persoonlijk voornaamwoord

• Uitleg (filmpje) + een opdracht samen
• Zelfstandig aan de slag in het boek 

Aan het einde van de les: 

kun je persoonlijke voornaamwoorden aanwijzen in een zin.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Vijf oefenzinnen

1. Ik kom met de bus naar school.
2. Hij is aan de beurt.
3. Zij komt naar jou toe.
4. Vraag je dat aan ons?
5. U gaat met hem naar het park.

Zelfstandig aan de slag

Grammatica - paragraaf 5.4

Blz. 194-195

Opdracht 1, 2 en 4 t/m 7