2024 sep Intro week: Introductie cellen, weefsels organen

Opbouw menselijk lichaam

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Opbouw menselijk lichaam

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Introductie

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anatomie - Fysiologie - Pathologie
Anatomie: leer van de lichaamsbouw. Uit welke onderdelen bestaat het lichaam?                                               OPBOUW en VORM
Fysiologie: leer van de lichaamsfuncties. Hoe werkt het lichaam in gezonde toestand?                                        WERKING en FUNCTIE
Pathologie: ziekteleer. Hoe ontstaan en verlopen ziektes in ons lichaam?                                                                                              ZIEKTES

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

cellen zwerven niet los door ons lichaam maar liggen vast in structuren, weefsel genoemd. 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

+ Latijnse naam (zie boek medische terminologie) blz. 22
Gezamenlijk oefenen
- orgaanstelsel
- organen

Slide 10 - Diapositive

Diverse oefeningen. Kijk hoever je komt en waar ook (individuele) studenten behoefte aan hebben.

Slide 11 - Lien

Laat studenten zelf kiezen welke vorm. Laat ze aantekeningen maken. 
Op de toets moeten studenten organen kunnen aanwijzen in een lichaam en kort de functie kunnen benoemen.

Slide 12 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieren en urinewegen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieren
  • Latijn: Ren en meervoud: renes
  • Functies:
 - Regulatie van de juiste hoeveelheid water
 - Regulatie van zouten en mineralen
 - Regulatie juiste zuurgraad (pH) in het bloed-
  - Uitscheiding van schadelijke/afvalstoffen
 - Handhaving van bloeddruk
 - Productie hormonen

Slide 16 - Diapositive

Filteren van afvalstoffen, vocht en zout balans, hormonale functie

Kort samengevat:

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anatomie
  • 11 cm lang, 7 cm breed en
  3 cm dik
  • Roodbruine boonvormige
  • Organen
  • Ze liggen buiten het buikvlies
   (extra peritoneaal)
  • De rechternier ligt lager omdat
     hij onder de zware lever ligt.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De nieren worden beschermd door:
  • 3 lagen bindweefsel:
 -Het vezelige nierkapsel 
-Het vetkapsel rondom de nier (perirenaal)
-Het peesblad (renale fascie/ fascia renalis)

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anatomie
Van buiten naar binnen:
  • Het nierkapsel (onderdeel->beschermlagen)
  • De nierschors (cortex)
        Gespikkeld uiterlijk
  • Het niermerg (medulla)
        Gestreept uiterlijk
  • Het nierbekken (pyelum of Pelvis renalis)
De plek waar de bloedvaten de nier
 in- en uitgaan heet nierhilus


Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Filmpjes ter verduidelijking

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hormonen
  • Renine: regeling van de bloeddruk (renine wordt aangemaakt wanneer de doorbloeding in de nieren afneemt, dus renine verhoogd de bloeddruk)
  • Calcitriol: activeren van vitamine D (omzet) – opname van calcium in het maag-darmkanaal+ afzetten van kalk in de botten
  • Erytropoetine: vorming van de rode bloedlichaampjes in het beenmerg

Slide 23 - Diapositive

Als de bloeddruk daalt, gaan de nieren meer renine maken. Dat zorgt ervoor dat de bijnieren een ander hormoon maken, aldosteron. Dit hormoon zorgt ervoor dat de nieren water en zouten gaan vasthouden. Daardoor stijgt de bloeddruk weer.

Nefron
  • Bestaat uit nierlichaampje
 (lichaampje van Malpighi)
  en nierbuisje (niertubulus)
  • Nierbuisje bestaat uit:
 - Proximale tubulus
        (eerste gekronkelde buisje)
 - Lis van Henle
 - Distale Tubulus
        (tweede gekronkelde buisje)
 - Ductus colligens (verzamelbuis)


Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lichaampje van Malpighi
  • Doorsnede van 0,2 mm
  • Goed doorlaatbaar (1 lagig endotheel)
  • Aanvoerend en afvoerend bloedvat.
 
Aanvoerend= vas afferens
Afvoerend= vas efferens.
  • Het afvoerend bloedvat vertakt zich en vormt een dicht haarvatennetwerk om het nierkanaaltje heen

Bestaat uit:

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nierlichaam (lichaampje van Malpighi
  • Glomerulus: 
    Kluwentje dunne haar vaten in elkaar gedraaid.
    (meervoud glomeruli)
  • Kapsel van Bowman
    Een komvormig dubbelwandig
    kapsel bestaande uit 1 laag endotheel
Hier begint de urinevorming. (ultrafiltratie)


Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In iedere nefron vinden de
volgende processen plaats:
1. filtratie van bloed --> er
    ontstaat voorurine
2. Terugresorptie van stoffen
    vanuit de voorurine

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Urine-aanmaak
In 3 stappen:
  • Ultra filtratie
  • Terugresorptie/heropname
  • Excretie

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De weg
1. Nierslagader ->Via de nierslagader stroomt het bloed naar de nieren.->
2. Schors (Renale cortex)
Hierin liggen nefronen: kleine filtertjes waar bloedplasma's doorheen worden geperst. Die zuiveren het bloed en maken een grove schifting.->2a: Via 1000 verzamelbuizen via nierkelken (Calix minor en Calices majores)
3. Merg (Medulla renalis)
Hier vindt een fijnere filtering plaats. Nuttige stoffen en een deel van het vocht worden weer opgenomen.


Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De weg (2)
4. Nierbekken (Pyelum)
De rest van het vocht en de afvalstoffen stromen naar het nierbekken. Dit wordt de urine. 
 5. Urineleider (Urether)
De urine stroomt van het nierbekken via de urineleider naar de blaas. (Vesica Urinaria)
Via de urinebuis (Urethra)

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions