Herhaling H5

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Herhaling H5

3GT

Arbeidsmotieven

Arbeidsovereenkomst

CAO = Collectieve ArbeidsOvereenkomst

Individuele  arbeidsovereenkomst

tussen werkgevers- en werknemersorganisatie

tussen 1 werknemer en 1 werkgever

Bruto- en nettoloon

Brutoloon - Inhoudingen = Nettoloon

Inhoudingen = loonbelasting + sociale premies

Productiesectoren   

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.

Arbeidsmarkt (overzicht)

De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid.

Soorten werkloosheid

- Conjuncturele werkloosheid

- Structurele werkloosheid

- Frictiewerkloosheid

- Seizoenswerkloosheid

- Regionale werkloosheid

aan de slag

Opdracht 1.
Er zijn verschillende redenen om te gaan werken.
Geef vier voorbeelden van arbeidsmotieven.

Opdracht 2. 1
De arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak staan in een

1. Arbeidsovereenkomst
2. Collectieve arbeidsovereenkomst
3. Individuele arbeidsovereenkomst
4. Arbeidsverdeling

Opdracht 2. 2
De afspraken die jouw werkgever met jou maakt, legt hij vast in een

1. Arbeidsovereenkomst
2. Collectieve arbeidsovereenkomst
3. Individuele arbeidsoverkomst
4. Arbeidsverdeling

Opdracht 2. 3
Vakbonden spelen een belangrijke rol bij het opstellen van een

1. Arbeidsovereenkomst
2. Collectieve arbeidsovereenkomst
3. Individuele arbeidsovereenkomst
4. Arbeidsverdeling

Opdracht 3.
Drie vrienden bespreken hun inkomens. Het brutoloon van Jacob is € 3.689. Zijn werkgever houdt € 827 loonbelasting in en € 374 aan sociale premies. Bereken het nettoloon van Jacob.

Opdracht 3
Het brutoloon van Jeppe is €4.116. Zijn nettoloon is €2.798.
Bereken hoeveel procent van zijn brutoloon wordt ingehouden aan loonbelasting en sociale premies.

Opdracht 4. 1
Gaat het om wit, grijs of zwart werk?
Drie keer per maand helpt Tirza haar oma met het huishouden.

1. Wit werk
2. Grijs werk
3. Zwart werk

Opdracht 4. 2
Gaat het om wit, grijs of zwart werk?
Martine werkt als verzorgende in een verpleegtehuis.

1. Wit werk
2. Grijs werk
3. Zwart werk

Opdracht 4. 3
Gaat het om wit, grijs of zwart werk?
Simon traint het voetbalteam van zijn zoontje.

1. Wit werk
2. Grijs werk
3. Zwart werk

Opdracht 4. 4
Gaat het om wit, grijs of zwart werk?
Timo is huisschilder. Soms heeft hij 's avonds een schilderklus waarvoor hij zich contant laat betalen.

1. Wit werk
2. Grijs werk
3. Zwart werk

Opdracht 5.1
Bij welke productiesector hoort dit bedrijf/ instelling:
Autorijschool

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Opdracht 5.2
Bij welke productiesector hoort dit bedrijf/ instelling:
Bloemenkwekerij

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Opdracht 5.3
Bij welke productiesector hoort dit bedrijf/ instelling:
Fietsenfabriek

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Opdracht 5.4
Bij welke productiesector hoort dit bedrijf/ instelling:
Middelbare school

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Opdracht 7
Wanneer behoor je tot de beroepsbevolking?

Opdracht 8
Hoe heet de overheidsinstelling die je helpt een nieuwe baan te zoeken en die beoordeelt of je recht hebt op een WW-uitkering?