11.1 zuren en zure oplossingen

periode 3
Introductie PO 1 & 2
H11 zuren en basen
H12 reacties met zoutoplossingen



1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

periode 3
Introductie PO 1 & 2
H11 zuren en basen
H12 reacties met zoutoplossingen



Slide 1 - Diapositive

11.1 zuren en zure oplossingen

Slide 2 - Diapositive

Zure oplossingen
pH lager dan 7, smaken zuur

Slide 3 - Diapositive

Zuur
Definitie van een zuur:

Een zuur is een stof die een H+ kan afstaan

Een zuur in oplossing bevat dus altijd H+ ionen.
Een zure oplossing smaakt zuur en tast metalen aan onder vorming van waterstofgas  = H

Slide 4 - Diapositive

Zure oplossing
In alle zure oplossingen zit het deeltje H+ opgelost.

Een zuur is een stof die H+ afstaat. Hiernaast zie je wat voorbeelden.


fosforzuur            H3PO4(s)

Slide 5 - Diapositive

Hoe zuur een oplossing is, wordt aangegeven met de zuurgraad: de pH.

Slide 6 - Diapositive

dus
Wat is een zuur?
A
Een deeltje die waterstofion afstaat
B
Een deeltje die waterstofion opneemt

Slide 7 - Quiz

pH en H+ - ionen
  • pH geeft aan hoe zuur een oplossing is

  • over hoeveel H+ -ionen zijn opgelost (in 1 liter water)

  • dus iets over de concentratie H+ in de oplossing

Slide 8 - Diapositive

pH en H+ - ionen
  • Als de oplossing lager wordt in pH wordt de concentratie H+ -ionen groter
  • Als de pH één lager is, is de oplossing                             10 x zo zuur 
  • dus oplossing met pH=3 is dus 10 keer zo zuur dan een oplossing met pH= 4


Slide 9 - Diapositive

In oplossing A is een hogere concentratie H+ deeltjes aanwezig dan in oplossing B.
Welke bewering is waar?
A
oplossing A is zuurder en heeft een lagere pH
B
oplossing A is zuurder en heeft een hogere pH
C
oplossing B is zuurder en heeft een lagere pH
D
oplossing B is zuurder en heeft een hogere pH

Slide 10 - Quiz

Oplosvergelijking van een zuur
het oplossen van waterstofchloride:
HCl (l) --> H+(aq) + Cl-(aq)

dit opgeloste zuur noem je zoutzuur

Slide 11 - Diapositive

Reactieschema zuren
Bij oplossen:
zuurmolecuul --> waterstof-ion(en) + zuurrest-ion

Deze oplosvergelijking moet je kunnen geven voor:
Zoutzuur, salpeterzuur, zwavelzuur, azijnzuur (bron 4)


Slide 12 - Diapositive

Koolzuurhoudend water heeft als zuurrestion
A
chloride-ion
B
sulfaation
C
acetaation
D
carbonaation

Slide 13 - Quiz

Zuur oplossen in water
koolzuur (CO2 oplost in water)
   CO2 (aq)  +  H2O (l) -->  2 H+ (aq) + CO32- (aq) 

koolzuur zit in frisdrank = zure oplossing

Slide 14 - Diapositive

Toepassing zuren
ontkalken
etsen
zure oplossingen geleiden de elektrische stroom

Slide 15 - Diapositive

Ontkalkingsreactie 
Calciumcarbonaat met een zuur (vaak azijnzuur of citroenzuur)





Slide 16 - Diapositive

Onedele metalen kunnen door zuren worden aangetast. 
Als dit bewust gebeurt, noemen we dit etsen. Er ontstaat dan ook waterstofgas.
VB: magnesium reageert met zuur:

Mg(s) + 2H+ (aq) --> H2 (g) + Mg2+ (aq)

Slide 17 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat?  Maak opgave 1 tot en met 29  (zie studiewijzer)
Hoe?  Je mag fluisterend overleggen met je buur
Hulp? Boek, buur 
Tijd? tot einde van de les
Uitkomst?
Je kunt van een aantal bekende oplossingen aangeven wat de zuurrestion is
Je kunt eigenschappen en toepassingen van zure en basische oplossingen noemen.
Je kunt het verband beschrijven tussen de concentratie van zure en basische oplossingen en de pH.
Klaar?  Nakijken

Slide 18 - Diapositive