Les Signaalwoorden

Guten Morgen
Wie geht es euch?
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Guten Morgen
Wie geht es euch?

Slide 1 - Diapositive


Bitte, nimm dein Handy und log in LessonUp ein!
Zu Hause? Schaltet die Kamera ein!




Slide 2 - Diapositive

Planung dieser Stunde
1.  Lesefertigkeit; Signaalwoorden
2. Üben mit lesen
3. Hausaufgaben
4. Abschluss


                 


Slide 3 - Diapositive

Lernziele dieser Stunde:
  • Je kunt uitleggen wat "signaalwoorden" zijn.
  • Je bent in staat om aantal                    'signaalwoorden' te herkennen         in een tekst.
  • Je kent de stappen die je                     moet zetten om een tekst te            "lezen".

Slide 4 - Diapositive

Waarom leren we dit?
  1. Jullie maken binnenkort een toets leesvaardigheid;
  2. Door signaalwoorden te herkennen, zie je snel waar je een antwoord kunt vinden in een tekst.
  3. Kortom: je leert snel en slim lezen!!


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn signaalwoorden?
Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen en alinea's
Cette vidéo n'est plus disponible

Slide 9 - Diapositive

Signaalwoorden
Bij elk verband in een tekst passen andere signaalwoorden; er zijn daarom o.a. signaalwoorden van:
- opsomming
- tegenstelling
- reden/oorzaak
- benadrukking
- conclusie
- versterking
- tijd

Slide 10 - Diapositive

Opsomming/uitbreiding
In de opgave wordt dan bijvoorbeeld gevraagd:
" Noem de 3 taken die x in haar werk voornamelijk uitvoert"
signaalwoorden die daarbij horen zijn:
und = en    
auch = ook   
dabei = daarbij
(zu)erst = eerst/ten eerste
außerdem = bovendien
neben = naast
zudem = bovendien
sowohl....als auch = zowel.....alsook


Slide 11 - Diapositive

Tegenstelling
 hier horen de volgende signaalwoorden bij:
aber = maar
doch = toch, echter
trotz(dem) = toch, desondanks
statt = in plaats van
sondern = maar ook
während = terwijl
obwohl = hoewel




Slide 12 - Diapositive

Reden/Verklaring
In de opdracht wordt vaak gevraagd naar 'waarom':
hier horen o.a. de volgende signaalwoorden bij:
denn = want
weil = omdat
(so)dass = (zo)dat
darum = daarom
dadurch = daardoor
deswegen = daarom






Slide 13 - Diapositive

Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft.
doch = ...
A
conclusie
B
opsomming
C
reden
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz

Es ist verboten zu rauchen im Krankenhaus, auch auf dem Schulhof darf nicht mehr geraucht werden.
auch= ....
A
conclusie
B
hoeveelheid
C
uitbreiding
D
voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll!
denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven

Slide 16 - Quiz

Conclusie
In de opgave wordt dan b.v. gevraagd : "Wat maakt deze alinea duidelijk"; of :" wat kun je concluderen uit"; of "waarom gaat het in alinea x".
hier horen de volgende signaalwoorden bij:
also = dus
deshalb =dus, daarom
daher = vandaar
damit = zodat







Slide 17 - Diapositive

Benadrukking
In de vraag wordt dan vaak gevraagd naar wat iemand heel belangrijk vindt.
Hier horen de volgende signaalwoorden bij:

besonders = in het bijzonder, vooral
selbst = zelfs
sogar = zelfs
vor allem = vooral





Slide 18 - Diapositive

Tijd
In de vraag staat dan vaak "wanneer";
,Hier horen de volgende signaalwoorden bij:
wenn = als, indien
wann = wanneer
immer = altijd
damals = toen
jetzt = nu
als = toen
damals = toen
seit = sinds







Slide 19 - Diapositive

Ich habe nicht gut gelernt, also habe ich eine slechte Note.
also= .........
A
conclusie
B
tegenstelling
C
versterking
D
vergelijking

Slide 20 - Quiz

Früher mochte ich keine Pommes, aber jetzt mag ich sie gerne!
jetzt = .........
A
conclusie
B
tegenstelling
C
tijd
D
versterking

Slide 21 - Quiz

Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!!
sogar = .........
A
conclusie
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
versterking

Slide 22 - Quiz

signaaltekens:
de volgende tekens geven ook een 'signaal' in een tekst:

komma ( , )
dubbele punt  (: )
aanhalingstekens ( "..." )
streepje ( - )
vetgedrukte woorden
woorden in HOOFDLETTERS







Slide 23 - Diapositive

OPDRACHT
Wat?            Signaalwoorden/-tekens herkennen in tekst 43 op blz. 122- 123
Hoe?           Markeer in de eerste 2 alinea's de signaalwoorden die je                                              tegenkomt.
Hulp?          Het A-4tje met de signaalwoorden
Tijd?            5 minuten
Uitkomst? We bespreken het gezamenlijk
Klaar?         Begin met het beantwoorden van de vragen bij deze tekst.
                      Dit is ook het huiswerk










Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Hausaufgaben:


machen: Kapitel 6
Aufgabe 43 auf Seite 122 - 124 (online: K6 - H Lesen) + SIGNAALWOORDEN MARKEREN
Aufgaben 13 en 14 auf Seiten 104 und 105 (Online: K6-H Lesen)

lernen: Kapitel 6
Sprachmittel auf Seite 131:  Niederländisch - Deutsch

Slide 26 - Diapositive

Zusammengefasst:
  • Wil je teksten goed kunnen begrijpen zijn signaalwoorden belangrijk.
  • Signaalwoorden leggen verbanden tussen zinnen, zinsdelen, alinea's van een tekst. (tegenstelling/verklaring/uitbreiding enz.)
  • LEER DE SIGNAALWOORDEN EN DE VERBANDEN DIE ZE LEGGEN DUS GOED

Slide 27 - Diapositive

Even de leerdoelen herhalen:
Wat heb je geleerd?

Slide 28 - Diapositive



Danke für heute!

Bis nächstes Mal!!


Slide 29 - Diapositive