Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 1 - Diapositive
jas uit, pet/muts af
oortjes uit
mobiel in de wandtas
laptop/boek/schrift/pen op tafel
Slide 2 - Diapositive
Was machen diese Stunde?
We gaan een oefententamen Schrijfvaardigheid maken!
Slide 3 - Diapositive
Lernziele:
du kennst viele deutsche Signalwörter
du bist imstande Signalwörter in einem Text zu erkennen
Slide 4 - Diapositive
aber zuerst...
Hören und sehen
Slide 5 - Diapositive
www.zdf.de
Slide 6 - Lien
Slide 7 - Vidéo
Wat doet een signaalwoord?
Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.
Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
waarom zijn signaal woorden zo belangrijk?
signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's
verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen
als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden
Slide 11 - Diapositive
Signalwörter in Kategorien
Slide 12 - Diapositive
Theorie signaalwoorden
Signaalwoorden geven verbanden aan
Signaalwoorden hebben een functie
Opsomming
Benadrukking
Bevestiging
Conclusie
Tegenstelling
Gevolg
Reden/oorzaak
Tijd
Voorbeeld geven
Voorwaarde
Slide 13 - Diapositive
Voorbeelden van signaalwoorden
tegenstelling
aber
dagegen
doch
obwohl
sondern
statt
trotz(dem)
während
im Gegensatz zu
einerseits - andererseits
opsomming
auch
und
außerdem
dann
erstens...zweitens...
nicht nur ...
sondern auch
sowie
dubbele punt (:)
reden/oorzaak
darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
also
dubbele punt (:)
Tijd
als
bevor
damals
danach
früher
jetzt
heute
immer
wann
wenn
seit
Benadrukking
besonders
selbst
sogar
vor allem
Bevestiging
natürlich'
klar
tatsächlich
wirklich
Slide 14 - Diapositive
also
damit
deshalb
auch
dagegen
sogar
ook
zelfs
zodat
daarom
dus
daarentegen
Slide 15 - Question de remorquage
weil
und
aber
während
nicht / sondern
also
nur
deshalb
zum Beispiel
Ich kann nicht kommen, ....... ich krank bin.
Ich habe einen Hund .... eine Katze.
Ich habe keine Zeit, .... ich werde dir trotzdem helfen.
Wir haben alle Hunger, .... Peter nicht.
Er hat Chips gegessen ...... der Deutschstunde.
Ich bin ...... böse ....... enttäuscht.
Mein Fahrrad is kaputt, .... muss ich mit dem Bus fahren.
Ich mache gerne Sport, ..... Hcokey, Fußball und schwimmen.
Es regnet, ..... bleibe ich zu Hause.
Slide 16 - Question de remorquage
Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft. doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming
Slide 17 - Quiz
Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!! sogar = .........
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
versterking
D
tegenstelling
Slide 18 - Quiz
Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.
De fraudeurs adverteren met flinke kortingen op telefoons. Te mooi om waar te zijn, want op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening.
Op Marktplaats verschenen vanmorgen in korte tijd tienduizenden advertenties van de nepsite. Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.
opsomming
Tegenstelling
Reden
Tegenstelling
Slide 19 - Question de remorquage
Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll! denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven
Slide 20 - Quiz
In Utrecht ist viel zu tun, es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen. zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming
Slide 21 - Quiz
Es ist verboten zu rauchen im Krankenhaus, auch auf dem Schulhof darf nicht mehr geraucht werden. auch= ....
A
conclusie
B
hoeveelheid
C
voorbeeld
D
uitbreiding/opsomming
Slide 22 - Quiz
Bisher hat mein Bruder immer gearbeitet. Bisher =
A
benadrukking
B
conclusie
C
tegenstelling
D
tijd
Slide 23 - Quiz
Es gibt Leute die viel verdienen, aber manche verdienen wenig aber =
A
conclusie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld
Slide 24 - Quiz
An die Arbeit!
An die Arbeit:
Was? Noteer de signaalwoorden in de tekst 17 op pag. 97 en geef het verband aan
Wie? in tweetallen; je markeert de signaalwoorden (zie lijst in je handout); Noteer
welk verband het signaalwoord legt.
Hilfe? Ik loop rond
Zeit? 15 Minuten Fertig? Ga Slim Stampen: examenwoordenschat
Slide 25 - Diapositive
Pause
Slide 26 - Diapositive
Hallo
Stunde 2
Slide 27 - Diapositive
An die Arbeit!
An die Arbeit:
Was? Hören und Sehen: Eindexamensite
Wie? selbstständig
Hilfe? Keine
Zeit? 40 Minuten
Fertig? Slim stampen Examenwoordenschat
Slide 28 - Diapositive
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 29 - Diapositive
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 30 - Diapositive
aber zuerst...
Hören und sehen
Slide 31 - Diapositive
www.zdf.de
Slide 32 - Lien
Was machen diese Stunde?
Schreiben; deine Meinung geben
Slide 33 - Diapositive
Lernziele:
- Du bist imstande deine geschriebene Meinung zu äußern
Slide 34 - Diapositive
An die Arbeit!
An die Arbeit:
Was? deine Meinung geben: Aufgabe 32, 33, 34 und 35
auf Seiten 196-199
Wie? selbstständig
Hilfe? ein Wörterbuch
Zeit? 25 Minuten
Fertig? Slim stampen Examenwoordenschat
Slide 35 - Diapositive
Heb ik de leerdoelen behaald?
kan ik het verschil tussen weil en denn uitleggen en ben ik in staat om met deze woorden een zin te maken?
kan ik het verschil tussen das en dass uitleggen en kan ik deze woorden gebruiken in een zin?
kan ik het verschil tussen ob en oder uitleggen en kan ik deze woorden gebruiken in een zin?
Slide 36 - Diapositive
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 37 - Diapositive
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 38 - Diapositive
jas uit, pet/muts af
oortjes uit
mobiel in de wandtas
laptop/boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Slide 39 - Diapositive
Was machen diese Stunde?
Lesefertigkeit
Slide 40 - Diapositive
Lernziele:
- Je kunt uitleggen wat een samenvattingsvraag is;
- Je kunt de strategie globaal lezen toepassen;
- Je kunt de strategie nauwkeurig lezen toepassen.
Slide 41 - Diapositive
aber zuerst...
Hören und sehen
Slide 42 - Diapositive
www.zdf.de
Slide 43 - Lien
Wat is een samenvattingsvraag?
en
Hoe moet je deze gaan beantwoorden?
Slide 44 - Diapositive
moet je...
emeen:
orienterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
woordenboek gebruiken
Een samenvattingsvraag...
... is een meerkeuzevraag;
... gaat om de samenvatting van een alinea;
... wordt in het Duits gesteld;
... vraagt naar de juiste titel of de kern van de alinea;
Je moet eerst globaal en daarna nauwkeurig lezen!
Slide 45 - Diapositive
Globaal lezen
- alleen de belangrijkste informatie uit de tekst halen
- Je hoeft niet elk woord te begrijpen
- het gaat om de grote lijnen
- in de eerste en laatste zin van een alinea staat vaak de belangrijkste informatie (= ELZA)!!!
Slide 46 - Diapositive
Nauwkeurig lezen
Je probeert iedere zin van de passage te begrijpen