2Ha - les 6

Nederlands 
Welkom 2Ha!

Pak alvast je leesboek.



1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands 
Welkom 2Ha!

Pak alvast je leesboek.



Slide 1 - Diapositive

Lezen
Lees 10 minuten in stilte. Geen boek mee? Kom dan even naar mijn bureau. 

Slide 2 - Diapositive

Lesinhoud
  • Lezen 
  • Bespreken huiswerk
  • Aan de slag

Slide 3 - Diapositive

Toets in aantocht!
Woensdag 29 september

Gaat over:
Lezen H1 (blz 12 - 17)
Lezen H2 (blz 42 - 47)
De Brug Lezen (blz 236 - 237)

Slide 4 - Diapositive

Tekstverbanden
Concluderend tekstverband
Redengevend tekstverband
Oorzakelijk tekstverband

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld
Ik ga iedere dag op de fiets naar school.
Het regent.
Ik ga met de trein.


Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld
Ik ga iedere dag op de fiets naar school. Omdat het regent, ga ik met de trein.

Slide 7 - Diapositive

Bespreken huiswerk
Opdracht 4 van H2 Lezen

Vanaf volgende week: controle met Het Rad. 

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 4
De antwoorden komen in beeld. Check ze en pas ze waar nodig aan. Vragen? Stel ze! 

Slide 9 - Diapositive

Pak je laptop
Ga naar LessonUp

Slide 10 - Diapositive

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 11 - Question ouverte

Welke tekstverbanden ken je?
  1. chronologisch verband
  2. opsommend verband
  3. tegenstellend verband
  4. toelichtend verband
  5. redengevend verband
  6. oorzakelijk verband
  7. concluderend verband 

Slide 12 - Diapositive

Signaalwoord van
chronologisch
verband

Slide 13 - Carte mentale

Signaalwoord van
opsommend
verband

Slide 14 - Carte mentale

Signaalwoord van
tegenstellend
verband

Slide 15 - Carte mentale

Signaalwoord van
toelichtend
verband

Slide 16 - Carte mentale

Signaalwoord van
redengevend
verband

Slide 17 - Carte mentale

Signaalwoord van
oorzakelijk
verband

Slide 18 - Carte mentale

Signaalwoord van
concluderend
verband

Slide 19 - Carte mentale

De opdracht

Je krijgt steeds een of meer zinnen te zien. 

Geef steeds aan welk verband er is tussen de zinnen.

Slide 20 - Diapositive

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
oorzakelijk verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband

Slide 21 - Quiz

Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 22 - Quiz

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
concluderend verband

Slide 23 - Quiz

Je moet laten zien dat je het verdient om over te gaan. Dat houdt in dat je bijvoorbeeld je huiswerk maakt.
A
redengevend verband
B
toelichtend verband
C
opsommend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 24 - Quiz