Teksten bestaan uit onderdelen die bij elkaar horen, er zit verband in
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1
Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Nederlands BBL les 7 samenhang en signaalwoorden
Teksten bestaan uit onderdelen die bij elkaar horen, er zit verband in
Slide 1 - Diapositive
Is het oefenen in Nieuwsbegrip online gelukt?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Sondage
Welke Nieuwsbegrip-tekst(en) online heb je gemaakt (welk onderwerp)?
Slide 3 - Question ouverte
Ervaringen met Nieuwsbegrip online
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
signaalwoorden
Welk verband in de tekst?
Slide 6 - Diapositive
Lesdoel "samenhang"
Je herkent signaalwoorden en welk verband ze aangeven in de tekst.
Je kunt ook zelf signaalwoorden gebruiken in je tekst.
Slide 7 - Diapositive
Zinnen en alinea's:
Zinnen in een tekst staan in verband met elkaar. Signaalwoorden geven aan welk verband er tussen woorden, zinnen of alinea's is.
Tekstverbanden zijn bijvoorbeeld:
opsomming
tegenstelling
conclusie
reden
Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Opsomming: achter elkaar opnoemen
allereerst, vervolgens, daarna, ten eerste/tweede/derde.
Allereerst hebben jullie vandaag Nederlands les, vervolgens hebben jullie loopbaanbegeleiding en tenslotte hebben jullie praktijkles zorg.
Na schooltijd ga ik eerst boodschappen doen, daarna mijn tas thuis afzetten en dan naar mijn werk
Slide 10 - Diapositive
Tegenstelling
maar, echter, hoewel, toch
Ik houd wel van winterweer maar ik zit toch liever bij de kachel.
Dit in tegenstelling tot Noah die het heerlijk vindt om in de kou te zijn
Slide 11 - Diapositive
Welke signaalwoorden?
1. Pieter moest gaan lopen, omdat hij een lekke band kreeg.
2. Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.
Slide 12 - Diapositive
Opsomming
Tegenstelling
Toelichting/voorbeeld
Doel-middel
Oorzaak-gevolg
Ten eerste, vervolgens, en, ook
Maar, echter, toch
Bijvoorbeeld, zoals
Daarvoor, zodat, om....te
Doordat, waardoor
Slide 13 - Diapositive
in Samengevat:
Blz 17 en 18 gaan over tekstverbanden en signaalwoorden. Lees die bladzijden voor volgende week.
Slide 14 - Diapositive
Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen.
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Reden/argument
Slide 15 - Quiz
Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel
Slide 16 - Quiz
VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting
Slide 17 - Quiz
Sleep de signaalwoorden naar het bijpassende verband in de tekst.
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom
daarom
zo
dus
toch
ten eerste
echter
Slide 18 - Question de remorquage
Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH miste hij de trein.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie
Slide 19 - Quiz
AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid: stoppen met roken!
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming
Slide 20 - Quiz
Nu signaalwoorden kiezen/schrijven.
Slide 21 - Diapositive
Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op ..…… malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter
Slide 22 - Quiz
Ik wil graag een nieuwe fiets kopen, ..... dit kan helaas nog niet want ik heb geen geld.
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
want
Slide 23 - Quiz
.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat
Slide 24 - Quiz
Welke signaalwoord hoort in welke zin?
Sleep de signaalwoorden naar de goede plaats.
________ zij op tijd vertrokken, kwamen zij toch te laat.
________ hun oom lukte het niet om op tijd te komen.
________ zij eerder waren geweest, was er nog taart.
Hoewel
Ook
Doordat
Bovendien
Indien
Slide 25 - Question de remorquage
Maak van de twee zinnen een lange zin, met gebruik van het signaalwoord DOORDAT. Let op de betekenis en de woordvolgorde in de zin. Ik ben te laat thuis. Ik heb de trein gemist.
Slide 26 - Question ouverte
Maak één zin of meer zinnen waarin een tegenstelling zit. Je mag zelf weten welk signaalwoord je daarvoor gebruikt.
timer
2:00
Slide 27 - Question ouverte
opdracht
Lees de tekst
*let op de opbouw- zie je
inleiding- kern -slot?
* zoek signaalwoorden in de tekst
welk verband geven ze aan?
* tekstinhoud - heb jij hier in je
werk ook mee te maken?
Slide 28 - Diapositive
En dan nu verder met.....
Slide 29 - Diapositive
presenteren: wat is belangrijk?
Slide 30 - Carte mentale
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
LessonUp niet afsluiten!
Slide 33 - Diapositive
Noteer wat punten die je als feedback hebt gekregen.
Slide 34 - Question ouverte
In Samengevat over Spreken
Bladzijde 96 t/m 100. Thuis lezen. Maak aantekeningen van dingen die nieuw voor je zijn.